Voor de kokmeeuw is de kolonie in het Verdronken land
van Saaftinge met zo'n 22.000 paar (1981) al jaren de
grootste kolonie in Nederland. In onze streek zijn kolonies
in het Zwin en op het Paulinaschor
Dat de stormmeeuw in Zeeland nog maar zo weinig broedt,
komt waarschijnlijk omdat deze soort hier Inthet'Bmee st
zuidelijke deel van zijn verspreidingsgebied zit.
De groeiende zilvermeeuwen bevolking is in de jaren
zestig aanleiding geweest tot een felle bestrijdings
campagne. De vrees, dat de zilvermeeuw door het roven
van eieren een bedreiging zou vormen voor andere kust-
vogels blijkt echter ongegrond gebleken. Wel is het zo,
dat ze teveel beslag kunnen leggen op de beschikbare
broedruimte, zodat er te weinig plaats over blijft
voor andere soorten.
De sterns zijn er na hun dieptepunt van de jaren zestig
weer een beetje bovenop gekomen.hoewel hun aantallen
nog ver onder die vanvoor de teruggang liggen.
Grote stern 1950: 35000 1965: 800! 1978: 6100
Visdief 1957: 40000 1962: 3500 1978: 10000
Noordse stern 1954: 2500 1962: gedaald 1978: 1200
Dwergstern 1930: 1000 1965: 50 1978: 320
De getallen uit deze tabel spreken voor zich: de chloor-
waterstoffen hebben een duidelijk stempel gedrukt, maar
gelukkig is er wat verbetering opgetreden.
De dwergstern verdient in ons blad zeker wat meer aandacht.
Onze streek herbergt bijna 30% van de totale Nederlandse
broedpopulatieIn 1980 waren er 46 paar op de Hoge
Platen en 45 paar op de zandplaten bij het Paulinaschor
aanwezig. De zware lichamelijke inspanningen van Rene
Beijersbergen en al die vrijwilligers werpen hun vruchten
af. Op de Paulinaplaat werd toen al geconstateerd dat
er teveel verstoring optrad. De recente broedgegevns
van 1981 (ongepubliceerd) geven aan, dat het aantal
broedparen op de Paulinaplaat is terug gelopen tot 5!
Gelukkig viel op de Hoge Platen een toename te constateren
van 46 naar 83 paar. Dat het op de Paulinaplaat om ver
storing gaat mag blijken uit het feit dat begin juni
nog 60 dwergsterns op de plaat aanwezig waren. Het
zal duidelijk zijn, dat we met name voor deze dwergsterns
ons af en toe eens extra moeten inspannen en dan maar
hoDen, dat het water in de zomermaanden niet te hoog
-18-
komt.Voor de bruine kiekendief geldt, landelijk gezien,
dat het op dit moment niet zo slecht gaat. Na de ver
nietiging van jacht- en broedgebieden, de landbouwgiffen
en vervolging vanaf de jaren '60, is het aantal de laatste
jaren weer langzaam toegenomen tot ongeveer 800 paren.
Toch vindt er op dit moment nog regelmatig vergiftiging
(ook m onze streek) en verstoring van broedplaatsen
plaats. Dat dit een hoogst kwalijke zaak is zal iedereen
begrijpen. Recreatie en de concurentie positie van de
jagers, zie ik als de daders van deze verstoring, res
pectievelijk vergiftiging.
Samenvattend kan ik zeggen, dat het op dit moment voor
de bovengenoemde soorten niet slechts gaat in onze pro
vincie, maar dat er zpker geen sprake moet zijn van een
overdreven optimisme.
P.S. Iedereen die nog broedgegevens heeft van deze soorten
over 1981 of voorgaande jaren vraag ik of ze die willen
opsturen
Voor de volgende jaren zal ook blauwborst, oeverzwaluw
en kuifeend waarschijnlijk aan de lijst worden toegevoegd.
Eric Marteijn
Oranjestraat 11
4515 CA IJzendijke
tel: 01176 - 1373
-19-