RAJHSÖiLEHTELLlliG
Wel zilverplevieren en een winterse zwarte ruiter. Nog
een enkele kievit en watersnip, die onze winter het hoofd
trachten te bieden. Waarschijnlijk echter niet, zoals
sommigen vaak denken, omdat ze zo sterk en gezond zijn,
zodat ze die koude wel kunnen verdragen, maar omdat
ze om de een of andere reden te ziek of verzwakt zijn
om met hun soortgenoten voor de koude uit naar het zuiden
te trekken. Geen "stoere jongens" dus maar "zwakke broe
ders" net zoals bijv. de lepelaar die de winter tracht
door te komen in de omgeving van het Zwin.
Een matkopje, prikkeldraad, grote bonte specht en koper
wieken, zo druk bezig op de schamele niet met sneeuw
bedekte plekjes om wat eten te pakken te krijgen, dat
je ze bijna kon aanraken.
En natuurlijk nog wel meer soorten, maar die moet iedereen
zelf maar eens gaan bekijken. Een wandeling die geslaagd
mag worden genoemd en zeker voor herhaling vatbaar is
in een volgens en anders seizoen. Tot dan.
Eric
Verslag ganzen excursie, 10-1-82.
Jan de Zwart was ziek en kon zodoende zijn jaarlijkse
tocht langs de ganzen niet leiden. Het was maar beter ook
dat hij .was thuis gebleven, want het vroor 10 graden
en er stond een flinke wind. Het was één van de koudste
morgens van de afgelopen winter maar helder en zonnig
weer. Een kleine 2 weken voordien telden we een kleine
12000 ganzen in onze streek en het beloofde wat te worden.
Wachten in de vrieskou bij Nummer Een en er kwam geen
gans over. Wel lagen er een tweetal dood gevroren schol
eksters langs het vloedmerk, zodat Eric zijn kennis over
zijn studie objekt kon spuien. Hij gaf aan het typische
kleed van de verschillende scholekster-jaargangen,
waar de rui begint in de vleugels enzomeer.
Er kwam die morgen geen 1 gans van de platen. Vermoedelijk
waren ze allemaal in het binnenland gebleven om te over
nachten. Enerzijds omdat het een bijzondere heldere nacht
was geweest zodat ze de hele nacht konden door fourageren
en tegelijkertijd de energie sparend, die een vlucht naar
de platen kost en in deze barre omstandigheden goed kon
-10-
We mogen ons verheugen in een groeiend aantal aktieve
vogelaars. Vooral onder de jeugdleden groeit de be
langstelling. Dit stelt ons steeds meer in staat via de
biologiese werkgroep op korte termijn onderzoekjes te
organiseren. Naast een uitgebreide telling van de
roofvogels deze winter zijn in de periode tussen
kerst en nieuw de roestplaatsen van de ransuil geteld.
De ransuil is de nachtelijke tegenvoeter van de toren
valk. Beiden hebben een voorkeur voor het zelfde
terrein -type en voedsel aanbod, vooral veldmuizen.
Overdag slapen ze, meestal in groepjes, in een dichte
begroeiing van een boom, liefst een naaldboom. Bij
gebrek hieraan zijn ze ook in andere boomsoorten aan
te treffen, dicht tegen de stam gedrukt.
In totaal werden een 15-tal bekende roestplaatsen
afgelopen. Ongetwijfeld zijn dat niet alle roest
plaatsen in onze streek. De rasnuilen verstoppen zich
behendig en zijn moeilijk te vinden. Wat wel opvalt
zijn de schijtstrepen of braakballen, die veelvuldig
onder de roestplaats te vinden zijn.
In totaal werden 81 ransuilen geteld. Ze zaten ver
spreid in groepen van respektievelijk20, 20, 12,
9, 8, 4, 2, 2, 1,1,1,1, exemplaren.
We geven liever niet meer details over de vindplaatsen
om verstoring door ongetwijfeld welwillende geïnteres
seerden te beperken.
De geschatte winter populatie in onze streek zal tussen
de 100 en 150 exemplaren liggen. Dit komt overeen
met de aantallen torenvalken, die tijdens deze winter
in onze streek werden geteld.
Met dank aan de tellers.
Thijs Kramer.