QEIEN In het gebied werd in 1980 en '81 in totaal 6 maal naar paddestoelen gespeurd. Dat is veel te weinig om een volledig beeld te kunnen geven. Paddestoelen kunnen nu eenmaal alleen gelokali seerd en gedetermineerd worden als het mycelium vruchtlichamen heeft gevormd. Om die reden kan en zal elke volgende verkenning weer nieuwe soorten opleveren.Niettemin is reeds in deze korte periode gebleken dat het hier om een mycologisch bijzonder waardevol gebied gaat. Dat geldt overigens niet voor het schorgedeelte waar, afgezien van de weidekringzwam op de iets hogere gedeeltes, vrij wel geen paddestoelen te vinden zijn. Heel inte ressant is echter de overgang aan de duinvoet van schor naar duin. Het zeewater stijgt zelden tot dit niveau en daarom kunnen hier al heel wat paddestoelen gedijen. Hier werden de volgende soorten gevonden: Agrocybe bovist, kleine melige stuifzwam (=Bovista pusilla)giftige weidetrech- terzwam, bruine satijnzwam Entoloma sericeum), grasmosklokje, bruine schijnridder lepista cordida)PaarssteelschijnridderLycoperdon lividum (=spadiceum)weidekringzwam, zwartwitte veldridder, mycenastrum corium en gewone vlekplaat. Een heel bijzondere vondstis mycenastrum corium, die slechts één keer in Nederland (1976, duinen bij Goederede) en één keer in België (1924, duinen bij Nieuwpoort) werd waargenomen. De soort werd gevonden juist buiten de afrastering van het door schapen begrazen schor. Het is een opvallende gastromyceet met een stervormig opensplijtend omhulsel. Ook het eigenlijke duin herbergt een heel interessante fungi-flora, maar de soorten rijkdom is hier relatief kleiner dan aan de duinvoet. Wellicht komt dit vooral doordat het op het duin droger is dan aan de voet. Het dunne zaveldek wat zich aan de duinvoet bevindt is wel licht tevens verantwoordelijk voor het groter -56- aantal soorten en de andere soorten samenstel ling. Het eigenlijke duin is vrij uitgestrekt, maar de struwelen zijn nogal ontoegankelijk en hier kan dus genoteerd worden wat zich op of langs het smalle (voor leden van het Zeeuwse Landscahp opengestelde) pad bevindt. Mogelijk is dit slechts een deel van wat zich in het totale duin aan paddestoelen ophoudt. De soorten zijn de volgende: Straatchampignon, Populierleemhoed, (op levende vlier), barstende slanke anijstrechter zwam, conocybe rickeniana, conocybe utriformis rosse viltinktzwam coprinus radians), Haze-' pootje, Piekhaarzwammetje Crinipellis stipi- tarus), Fluweelpootje galerina uncialis. Gewim- perde aardster (in ligusterstruweel)kleine aardster, gekraacrde aardster, judasoor (op vlier), roodbruine trechterzwam, zwartwitte veldridder oranje dwergmycena, bundelmycena, Omphalina lllacinicolor (in vlierstruweel)grote stinkzwam (onder vlier), phellinus hippophaëcola (op duin doorn), rhodocybe melleopallens (in vlierstruweel) en resupinatus cyphelliformis. De twee laatste soorten werden nooit eerder in Nederland en België waargenomen. Omphalina lilacinicolor is pas in 1979 beschreven, van vondsten in de zuid-franse duinen. Rhodocybe melleopallens is reeds bekend van 196 0 (Engeland) Laatstgenoemde soort werd ook in een ander Z—VI duinbosje aangetroffen. Dit najaar zal dit gebied zeker weer goed in de gaten worden gehouden. De in dit artikel onderstreepte soorten zijn in hun voorkomen in Z-Vl beperkt tot de Verdronken Zwarte polder, d.w.z. elders nog niet aangetrof fen. De wetenschappelijke soortennamen kunnen worden opgezocht in het boek "Paddestoelen en schimmels van West-Europa" André de Meijer. Grote Bagijnestraat 20 4561 CJ Hulst tel. 01140 - 15708 -57-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1982 | | pagina 14