DE KERKUIL
üilen hebben altijd in de belangstelling gestaan, hierop
wijzen wel de griezelverhalen, sprookjes en vele uit
drukkingen. Wat de bosuil in andere streken mysterieus
maakt, vooral door zijn roep, is bij ons wel de kerkuil
met zijn wit harvormig gezicht. Na een toevallige ont
moeting met deze uil heeft dat zeker bij veel mensen
indruk gemaakt.
Nu is het niet zo dat in elke schuur of toiren kerkuilen
voorkomen. Nauwkeurige aantallen zijn moeilijk te geven.
Vaak valt de eigenaar van een schuur de aanwezigheid van
een enkel exemplaar niet eens op. Volgens de laatste
gegevens zijn in West Zeeuws Vlaanderen de broedparen
op de vingers van Sën hand te tellen. -
In de wintermaanden worden wel meer kerkuilen waargenomen,
dit betreft vogels van noordelijke gebieden die toch een
wat zachtere winter opzoeken. De kerkuil komt over geheel
Europa voor, met uitzondering van het uiterste noorden. Aan
felle kou probeert deze uil te ontkomen. In Europa komen
twee ondersoorten voor. In het noorden en oosten zijn het
vogels met een wat donker (isabelkleurig) borstgedeelte.
In het zuiden en westen van Europa zijn het vooral
de witte exemplaren.
De in West Zeeuws Vlaanderen waargenomen Kerkuilen bestaan
voor ongeveer de helft van de gevallen uit witte exemplaren.
Dit duidt op een overgangsgebied tussen noord en zuid
Europa.
De voorkeur die de kerkuil heeft voor een type landschap
lijkt op dat van ons, kleinschalig landschap met hout
wallen en gebouwen die toegang bieden voor zijn middag
dutje.
Als voedsel dienen een groot aantal soorten muizen en
o.a. woelrat, bruine rat en mol.
Onder vaste verblijfplaatsen vindt men de uitgebraakte
voedselresten (braakballen) Aan de hand van een braak-
ballen onderzoek kan men vrij nauwkeurig vaststellen wat
de kerkuil eet.
Het nest bestaat uit niet meer dan wat braakballen bij-
elkaar, gelegen tussen balken, in rietendaken, stro,
oude schoorstenen of in speciale kasten-, die dikwijls
bezocht worden als ze op een rustig plekje inde schuur
worden opgehangen. De broedtijd kan sterk verschillen. Dit
kan bijna het gehele jaar zijn. Alleen in de wintermaanden
zijn nog geen broedgevallen vastgesteld. Bij veel voedsel
aanbod kunnen wel meerdere broedsels per jaar worden
grootgebracht. Na de broedduur varï 33 dagen komen de
eieren uit en na 9 tot 12 weken verTaten de jongen het
nest.
-114-
Het aantal eieren kan ook verschillen en er wordt al op
het eerste ei gebroed, waardoor een verschil in grootte'
kan optreden bij jonge kerkuilen om zo bij een plotseling
voedseltekort de oudste te laten overleven. De uitgevlogen
jongen worden al gauw alleen gelaten door hun ouders
en moeten dan in een korte tijd de jachttechniek aanleren.
Vooral door slechte weersomstandigheden merken de jonge
kerkuilen de auto's te laat op, waardoor er veel veronge
lukken. Daarbij komt nog dat sommige van de jonge vogels
ver uit hun vertrouwde omgeving zwerven. Dit alles maakt
de kerkuil bijzonder kwetsbaar, ondanks hun groot ver
spreidingsgebied komen er toch grote oppervlakten in voor
zonder kerkuilen. Een van de grote oorzaken is wel
het intensief grasland gebruik waardoor de muizen in zulke
gebieden in aantal afnemen. Daar komt bij dat tegenwoordig
de schuren en torens goed gesloten worden om de vele
postduiven die op de gebouwen zitten buiten te houden.
Hierdoor wordt het voor de kerkuil ook moeilijk op een
geschikte plaats de dag door te brengen of te broeden.
Qta hieraan wat tegemoet te komen kan men bv. kleine
luikjes aanbrengen in schuurdeuren of een toegang aan
bieden in zolders. Als een kerkuil eenmaal een plaats
lieeft gevonden blijven ze die vaak trouw.
Bij geregelde waarnemingen op een zelfde plaats kan men
overwegen een nestkast te plaatsen. Hierover zijn in
lichtingen te verkrijgen bij onze vereniging.
R. Marijs
L. Boerjan
fcerkvil
-115-