kers m WZVi Verslag vlinderexcursie, 19 juni 1983. Dertien deelnemers stonden bij de "Peperbusse" verza meld om onder leiding van onze geliefde voorzitter deze zonnige zondagochtend te besteden aan een kleurig deel van het insektenrijk. Op aandringen van een jonge Jac.P in de dop werd rich ting St.Kruiskreek gefietst om aldaar te zoeken naar een blauwtje dat mogelijk de bijnaam Westrienensis zou gaan krijgen. U kent waarschijnlijk allen de uitdruk king "een blauwtje lopen"; nu we hebben ons blauw ge lopen, maar allesbehalve een Westrienensis blauwtje gevonden (Had ik ook onder ons gezegd niet echt verwacht, maar ja...) Gelukkig bevonden zich daar wel enkele andere soorten, die door de rechterhand van Lempke zelf vakkundig gevangen werden om aan het enthousiaste deelnemersveld getoond te worden. De ether vloeide rijkelijk; zeker toen Thijs zijn flesje op het asfalt kapot zag vallen. Ja, dat krijg je allemaal met dertien deelnemers. Ook de Heirweg werd afgelopen, maar hier vloog niet veel. Voor een vlinderbegin toch voldoende soorten ge zien. Welke? Ikarus- en Bruin blauwtje, Groot dikkopje, Hooibeestje, Argusvlinder, Groot en klein koolwitje en een Distelvlinder Zeker een leuke hobby, dat vlinderen; moeten we gewoon eens wat vaker doen, ook eens 's nachts. Tot dan. Eric Marteljn. -50- Voor het derde jaar wordt er in onze streek onderzoek gedaan naar verspreiding en gedrag van de Boomkikker. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Rijks Instituut voor Natuurstudie (RIN)Het werk wordt verricht door enkele studenten en begeleid door de heren Anton Stum- pel en Bert Hanekamp. Beide heren hebben op ons verzoek op 10 juni jl. voor een 25-tal belangstellenden het een en ander verteld over de boomkikker, het onderzoek en de resultaten. Boomkikkers (oftewel hageputen) komen in onze streek plaatselijk nog vrij algemeen voor, i.t.t. de rest van het land. Over het algemeen gaat het slecht met deze soort. Men kan zelfs stellen dat de boomkikker op uit sterven staat in Nederland. Boomkikkers komen in heel Europa voor, behalve in het uiterste noorden en westen. In ons land wordt dan ook de uiterste Noordwest grens bereikt van haar verspreidingsgebied. In Europa komen verschillende ondersoorten voor. In Nederland is de boomkikker nog in 4 gebieden te vin den: Midden-Limburg, Twente/Achterhoek, het zuiden van Noord-Brabant en West Zeeuws Vlaanderen. In België is de verspreiding ook zeer fragmentaries en sluiten de ge bieden min of meer aan bij de nederlandse: Belgies Lim burg, het gebied rond Antwerpen en Knokke. West-Duits- land kent slechts kleine verspreidde populaties en in Zwitserland is er slechts 1 populatie overgebleven. Uit het onderzoek van het RIN blijkt, dat er in WZV1 nog opvallend veel boomkikkers voorkomen, zodat er mo gelijk zelfs van de grootste populatie van Noord-West Europa gesproken kan worden! Reden temeer om voorzich tig met de leefomgeving van de boomkikker hier in de streek om te springen. De kennis die het RIN daarover verzamelt is daarvoor onontbeerlijk. De oudere mensen onder ons kennen ongetwijfeld wel zo'n hagepuut, want ze waren in vroeger tijden erg algemeen, maar de meesten zullen de boomkikker nog nooit zijn tegengekomen. Het is een vrij kleine kikker, 4 tot 5 cm lang, grasgroen gekleurd. Er bevinden zich zuig nap j es aan de uiteinden van de vingers en tenen, wat het beestje in staat stelt zich door het struikgewas te begeven. Vanaf de snuit loopt een min of meer donkerbruine streep naar het oog, die zich achter het oog als een bredere band over het trommelvlies en de hele lengte van de flank tot in de lies voortzet. -51- f

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1983 | | pagina 5