V
per vergissing te vroeg kwam, vond hij niemand.
Bij werd zo woedend dat hij de ondertussen aangekomen
sohone met schimpwoorden ontving. Deze kromp ineen tot
de grootte van een muis, kreeg vleugels en vloog
ergerlijk sjilpend als Winterkoning heen".
Er zijn altijd een aantal vogelsoorten geweest die
door het volk uiterst geliefd waren. Dit was en is
onder andere zo met het Roodborstje, de Boerenzwaluw,
de Ooievaar en het Koninkske, zoals we al gezien hebben.
Enerzijds is dit zo omdat deze soorten opvallen door
kleur, voorkomen of gezang, anderszijds en dit niet
in het minst, omdat ze zich veelvuldig ophouden bij
behuizingen en v ertrouwder omgaan met de mens dan
andere soorten. Overal waar het koninkje voorkomt,
wordt het beschouwt als brenger van geluk en vrede.
Dikwijls wordt het in ëën adem genoemd met het Rood
borstje. Sommige vogelboeken beschouwen ze zelfd als
zijnde mannetje en wijfje van dezelfde soort.
Ook in de nu volgende Bergische sage wordt het vogeltje
in een gunstig daglicht gesteld:
"Toen de Lieve Heer ook bij ons zijn heerschap meer
en meer uitbreidde, moest de duivel zich terugtrekken
in het diepste van het woud en in het duistere van de
nacht. Dat beviel de duivel niet en hij besloot om de
heerschap met God te strijden. Zijn aanhangers riedden
hem dit af, en eindelijk kwam men overeen dat de heer
schappij afwisselend de ene en de andere zou toebeho
ren. De ene zou in het binnenste zijner woning trek
ken, als de heerschappij van de andere begon. Beslo
ten werd er dat God zou heersen in de tijd dat het
lover op de bomen stond en de duivel als het woud zou
ontbladerd zijn. De afgezanten van Gos en de duivel
waren op een eenzame heide samengekomen teneinde on-
afgeluisterd te zijn.
Doch het Koninkje dat onder een verwelkt loofblad
verborgen zat, had alles gehoord en verried het de
meerkol (Gaai) die het luid in het woud rondschreeuwde
zodat alle bomen het hoorden. Als nu de herfst aankwam
bleven de zilverspar, de hulst en de jeneverstruik
groen, en ook de maretak, het buksboompje en de klim
op behielden hun groen tooisel. Andere bomen hielden
hun verdroogde bladeren vast, tot de mei nieuw lover
-88-
bracht, opdat de duivel niet zeggen kont"Bet 'woud
is kaal en mijn heerschappij begint". Tien dag de
duivel ook wel dat zijn heerschappij gans ten einde
was en hij moest zich in het diepste der aarde terug
trekken. Enkel komt hij, bij wijlen, omtrent midder
nacht, als spook te voorschijn en vaak doet hij, in
de winter boze dingen met vorst en sneeuwstorm. Doch
de landman die het dorre loof aan eik en beuk ziet
zegt dan:" Bet rijk van de duivel is zekerlijk ten einde.
De goede God zal het dorre blad wel in een frisgroen
veranderen".
Straffen konden bij het slecht behandelen van deze
vogeltjes of hun broedsel niet uitblijven. Wie het
eitje steelt krijgt met heksen en duivels te doen.
Wie het doodt, krijgt bloederige melk van zijn koeien.
De hand waarmee de misdaad begaan werd zal nooit meer
stoppen met beven. Een versje uit Wales luidt als
volgt: "Cursed is the man who kills a robin or a wren".
Eigenaardig is dan toch het gebruik dat tot in onze
eeuw in bepaalde streken in Frankrijk en Engeland
bleef bestaan om op tweede kerstdag een koninkje te
vangen en ritueel te doden. Aan een lange stok gebonden
werd het dan van huis tot huis meegedragen om overal
iets van zijn heilige krachten achter te laten. Na
de omgang werd het op het kerkhof plechtig begraven.
De veertjes werden 66n per ëên zorgvuldig bewaard
en gebruikt als bescherming van zeevaarders tegen
schipbreuk.
Op het eiland Man is er een verhaaltje aan verbonden,
weerom met betrekking tot het ontstaan van het diertje:
"Daar was er eens een bijzonder mooie fee, die dan
deze, dan gene tot zich lokte en hem, als zij er een
in haar macht had, in zee stortte. Op een keer hadden
de inwoners haar eindelijk overrompeld, dooh zij vloog
als Winterkoning weg. Tóen werd de vloek over haar