V per vergissing te vroeg kwam, vond hij niemand. Bij werd zo woedend dat hij de ondertussen aangekomen sohone met schimpwoorden ontving. Deze kromp ineen tot de grootte van een muis, kreeg vleugels en vloog ergerlijk sjilpend als Winterkoning heen". Er zijn altijd een aantal vogelsoorten geweest die door het volk uiterst geliefd waren. Dit was en is onder andere zo met het Roodborstje, de Boerenzwaluw, de Ooievaar en het Koninkske, zoals we al gezien hebben. Enerzijds is dit zo omdat deze soorten opvallen door kleur, voorkomen of gezang, anderszijds en dit niet in het minst, omdat ze zich veelvuldig ophouden bij behuizingen en v ertrouwder omgaan met de mens dan andere soorten. Overal waar het koninkje voorkomt, wordt het beschouwt als brenger van geluk en vrede. Dikwijls wordt het in ëën adem genoemd met het Rood borstje. Sommige vogelboeken beschouwen ze zelfd als zijnde mannetje en wijfje van dezelfde soort. Ook in de nu volgende Bergische sage wordt het vogeltje in een gunstig daglicht gesteld: "Toen de Lieve Heer ook bij ons zijn heerschap meer en meer uitbreidde, moest de duivel zich terugtrekken in het diepste van het woud en in het duistere van de nacht. Dat beviel de duivel niet en hij besloot om de heerschap met God te strijden. Zijn aanhangers riedden hem dit af, en eindelijk kwam men overeen dat de heer schappij afwisselend de ene en de andere zou toebeho ren. De ene zou in het binnenste zijner woning trek ken, als de heerschappij van de andere begon. Beslo ten werd er dat God zou heersen in de tijd dat het lover op de bomen stond en de duivel als het woud zou ontbladerd zijn. De afgezanten van Gos en de duivel waren op een eenzame heide samengekomen teneinde on- afgeluisterd te zijn. Doch het Koninkje dat onder een verwelkt loofblad verborgen zat, had alles gehoord en verried het de meerkol (Gaai) die het luid in het woud rondschreeuwde zodat alle bomen het hoorden. Als nu de herfst aankwam bleven de zilverspar, de hulst en de jeneverstruik groen, en ook de maretak, het buksboompje en de klim op behielden hun groen tooisel. Andere bomen hielden hun verdroogde bladeren vast, tot de mei nieuw lover -88- bracht, opdat de duivel niet zeggen kont"Bet 'woud is kaal en mijn heerschappij begint". Tien dag de duivel ook wel dat zijn heerschappij gans ten einde was en hij moest zich in het diepste der aarde terug trekken. Enkel komt hij, bij wijlen, omtrent midder nacht, als spook te voorschijn en vaak doet hij, in de winter boze dingen met vorst en sneeuwstorm. Doch de landman die het dorre loof aan eik en beuk ziet zegt dan:" Bet rijk van de duivel is zekerlijk ten einde. De goede God zal het dorre blad wel in een frisgroen veranderen". Straffen konden bij het slecht behandelen van deze vogeltjes of hun broedsel niet uitblijven. Wie het eitje steelt krijgt met heksen en duivels te doen. Wie het doodt, krijgt bloederige melk van zijn koeien. De hand waarmee de misdaad begaan werd zal nooit meer stoppen met beven. Een versje uit Wales luidt als volgt: "Cursed is the man who kills a robin or a wren". Eigenaardig is dan toch het gebruik dat tot in onze eeuw in bepaalde streken in Frankrijk en Engeland bleef bestaan om op tweede kerstdag een koninkje te vangen en ritueel te doden. Aan een lange stok gebonden werd het dan van huis tot huis meegedragen om overal iets van zijn heilige krachten achter te laten. Na de omgang werd het op het kerkhof plechtig begraven. De veertjes werden 66n per ëên zorgvuldig bewaard en gebruikt als bescherming van zeevaarders tegen schipbreuk. Op het eiland Man is er een verhaaltje aan verbonden, weerom met betrekking tot het ontstaan van het diertje: "Daar was er eens een bijzonder mooie fee, die dan deze, dan gene tot zich lokte en hem, als zij er een in haar macht had, in zee stortte. Op een keer hadden de inwoners haar eindelijk overrompeld, dooh zij vloog als Winterkoning weg. Tóen werd de vloek over haar

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1983 | | pagina 8