15. Als je gaat vangen moet je eerst in de vallen hooi doen en aas. Pindakaas voldoet over het algemeen prima, het ruikt sterk en is eetbaar. Vaak wordt een mengsel gemaakt van pindakaas, graan (bv. hamstervoer) en spek (ivm de spitsmuizen). Meelwormen hollen domweg je val uit en zijn dus onbruikbaar. Je moet er altijd voor zorgen dat je vallen goed verstopt zijn, zodat er niemand anders mee vandoor gaat. Je moet er ook goed voor zorgen dat je je eigen vallen weer (in het donker) terug kunt vinden. Zet ze dus bij een boom, een verkeerspaaltjeom de 5 mtr. oid. Zorg dat de inloopopening op de bodem staat, anders loopt de muis er gewoon onderdoor en vang je niets. Waar je welke soorten muizen het beste kunt vangen moet je door ervaring leren. De vallen worden meestal in een raai gezet, dit is een lijn vallen. Noteer of onthoudt goed hoeveel vallen je in 1 raai hebt gezet en noteer het biotoop. Dan moet je op vaste tijden gaan controleren, zowel overdag als 's nachts (vooral). Het beste is eigenlijk om de 3 uur: Bos- en Dwergspitsmuizen moeten nl. elke 3 uur hun eigen lichaamsgewicht aan insecten naar binnen slaan anders verhongeren ze. Woelmuizen kunnen veel langer zonder voedsel. De frekwentie waarmee gecontroleerd wordt kan je best zelf uitzoeken. Om de 6 uur voldoet vaak ook goed. Met een grote groep mensen kan er vaker ge controleerd worden dan in je eentje. Als je een muis gevangen hebt moet je in ieder geval weten welke soort het is. Je kan de muis in een emmer laten lopen, in een pot doen, in de val bekijken enz. Kijk vooral uit met Bosmuizen die zeer goed kunnen springen en met een emmer geen probleem hebben. Je kan de muis ook in een plasticzak doen. Meestal kruipt ie dan in een hoek en kan je Tm voorzichtig met 3! vingers in z'n nekvel grijpen. Als je hem met 2 vingers pakt weet ie zich vaak los te wurmen. Pak vooral bosmuizen nooit bij de staart, want de staarthuid laat heel gemakkelijk los. Als je een muis bij de'staart pakt, doe dit dan voorzichtig en bij de staartwortel. Veel doorslaggevende kenmerken zijn vrij subtiel, dus bekijk een muis beter wat te lang dan te kort. Als je weet welke soort je in handen hebt kan je hem gewoon los laten en de muis zal je dit zeker in dank afnemen. Je kan 'm ook eerst wegen met een veerunster, dure maar handige apparaatjes. Ook kan het geslacht bepaald worden (niet bij spitsmuizen) en kan de muis gemerkt worden. Dit laatste doe je door heel voorzichtig een stukje van de bovenvacht weg te knippen en te noteren op welke plaats je dit gedaan hebt. Als je een onderzoek doet naar de populatieopbouw of naar het fourageergebied bijvoorbeeld is het veel handigerals je de muizen individueel kan herkennen. Realiseer je je wel dat spits muizen geen ondervacht hebben, dus niet teveel wegknippen en bv. waterspitsen beter helemaal niet merken. Het merken is wel een ingrij pende handeling. Vaak kan je de muizen ook herkennen als je ze alleen weegt en goed kijkt hoe ze eruit zien (kleurverschillen, grootte, wondjes, parasieten e.d.) Vaak verkeren muizen in een soort shock toestand als je ze uit de val haalt. Lauwe melk helpt vaak, maar zet de muis liefst snel terug en controleer wat vaker.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1984 | | pagina 21