VOGELZANG
MEER DAN MOOI ALLEEN, OVER HET HOE EN WAAROM.
Het zingen van vogels heeft de mens altijd gefascineerd.
Er zijn grottekeningen uit de steentijd ontdekt met af
beeldingen van vogels met geopende snavels, zodat we
mogen aannemen, dat de tekenaars toen al geroerd waren
door de zingende vogels. Sinds de mens heeft leren schrij
ven, worden vogels ook door ons bezongen: menig dichter
schrijft "als bedwelmd" te zijn bij het horen van een
Nachtegaal. In de 20e eeuw zijn de wetenschappers zich
met de vogelzang bezig gaan houden. Hun geschriften
worden echter in minder brede kring gelezen dan de vaak
veel mooiere gedichten uit de literatuur en bovendien
zijn wetenschappelijke publicaties vaak even moeilijk
te vinden Sn te doorgronden als bovengenoemde oude grot
tekeningen. Toch bevat de wetenschappelijke literatuur
op dit gebied informatie, die voor veel mensen interessant
is. Daarom wil ik proberen om de aardigste gegevens
hier samen te vatten.
Hoewel vermoedelijk alle vogels geluid kunnen maken,
zijn slechts ongeveer de helft van alle soorten echte
zangvogels. Deze onderscheiden zich van de andere vogels
door de bijzondere bouw van hun strottehoofd. Bij alle
vogels (en bij mensen) worden klanken in het strottehoofd
gevormd. Bij de mens worden deze ruwe klanken verder
bewerkt in de mond, zodat een gevarieerde spraak kan
ontstaan. Zangvogels hebben vanwege hun harde snavels
deze mogelijkheid niet, maar ze hebben een ingenieus
stelsel spieren rond hun strottehoofd ontwikkeld, dat
direkt dSSr al de voor de strot karakteristieke zang
vormt.
Van de meeste soorten zingt alleen het mannetje en
hoewel er imiterende soorten bestaan, heeft toch iedere
soort zijn eigen geluid. Bij zijn geboorte kan een man
netje nog niet zingen: dit moet geleerd worden. Doof
gemaakte of geïsoleerde jonge vogels leren nooit normaal
zingen. Aan de andere kant zijn de meeste vogels slechts
in staat de zang van hun eigen soort te leren. Bij
soorten, die niet van nature imiteren, lukt het een
experimentator hooguit een lied aan een jonge vogel te
leren, dat sterk lijkt op het lied dat de vogel eigenlijk
behoort te zingen: zo kan een Vink geleerd worden als een
Fitis te zingen. Blijkbaar worden zangvogels geboren met
een ingebouwde mogelijkheid tot het zingen van een eigen
lied, maar dat lied moet wel eerst geleerd worden. In de
natuur zal dit zelden problemen opleveren omdat de op
groeiende jonge vogels voortdurend hun vader horen zingen.
-63-