Bij Kanaries is vastgesteld, dat de hersenen in het voorjaar groter zijn dan in de winter, met name het gedeelte van de hersenen dat de zang controleert. Het lijkt erop dat de vogels na het broeden een deel van hun zangrepertoire vergeten en dus ook de bijbehorende hersendelen kunnen missen. In het voorjaar groeit dit deel weer aan en de vogels kunnen nieuwe 'voorjaarshits1 leren. Dit gebeuren staat onder sterke invloed van manne lijke geslachtshormonen. Jonge mannetjes Vinken die gecastreerd werden, leerden niet zingen, maar toen na twee jaar een testosteron injectie werd toegediend, kon den ze het weer leren. Het hersengedeelte dat de zang stuurt is bij wijfjes kleiner dan bij mannetjes, maar dit groeit sterk bij wijfjes na een injectie van mannelijk hormoon Zangvogels hebben dus een aantal ingewikkelde aanpas singen gekregen, die ervoor moeten zorgen dat de mannetjes goed leren zingen. Het zingen moet dus erg belangrijk voor ze zijn. De biologen zijn dan ook weinig geneigd om met de dichters te veronderstellen, dat de vogels slechts voor hun plezier zingen. De meest voor de hand liggende funktie van de zang is het rondbazuinen dat de zanger ergens de baas is en dat geen ander mannetje het moet wagen zijn territorium binnen te komen. Zang kan worden opgevat als een vorm van energiebesparing: mogelijke concurenten worden al op afstand gewaarschuwd, zodat de zanger niet voortdurend soortgenoten met lijfe lijk geweld hoeft te verwijderen, al moet hij zijn ge drag wel hard kunnen maken als dat eens toch nodig blijkt. -64-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1984 | | pagina 42