NL'NdEF Het onderzoek naar de verspreiding van dagvlinders in Nederland is met 3 jaar verlengd, wat betekent dat gegevens over 1985 en 1986 nog verwerkt zullen worden. In het kader van dit onderzoek verzamelen we gegevens van alle vlinders in West Zeeuws Vlaanderen. Zo kunnen we een goed overzicht samenstellen, waarin aandacht wordt besteed aan het voorkomen en de biotoop. Het vlinderonderzoek stelt ons in staat te kijken in hoeverre de vlinderstand zich in onze streek verhoudt ten opzichte van de rest van Nederland. In 1983 en 1984 werd het gebied ten westen en ten zuiden van de lijn Breskens, Schoondijke, Oostburg, Aardenburg redelijk tot goed onderzocht. Vooral uit de omgeving van Hoofdplaat, IJzendijke, Waterlandkerkje en Biervliet ont breken nog gegevens. Voor het insturen van vlindergegevens kunt u gebruik maken van het kaartje dat in dit nummer van ons vereni gingsblad is bijgevoegd. Deze gegevens zullen gebruikt worden voor het regionale en landelijke verspreidings- onderzoek. Hiervoor bij voorbaat hartelijk dank. VERSLAG 1983 EN 1984. Klein dikkopje (geel en bosdikkopje) Over het algemeen zijn de 3 bij ons waar te nemen soorten dikkopjes moeilijk van elkaar te onderscheiden. Na enige oefening lukt dit wel voor het Groot en het Klein. Het verschil tussen de 2 kleinere soorten (geel- en bosdikkopje) bestaat uit hun verschillend gekleurde sprietkop. Het bosdikkopje heeft licht bruine en het geel dikkopje zwaret sprietkoppen. Een nogal nauwkeurig werkje dus! Daarom worden de meeste kleine dikkopjes aangeduid als dikkopje spec De kleine dikkopjes komen algemeen voor. Eerste waarneming op 6 juli. Géén waarnemingen uit séptember. Het bosdikkopje (voorkeur voor bosranden) komt bij ons minder voor dan het geel dikkopje. -15-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 17