Overigens viel het wel op, dat in de loop der jaren verschillende vloedmerksoorten in de Verdronken Zwarte Polder achter uitgingen. Genoemd kunnen worden de zeldzame gelobde melde Antriplex laci- niata) en kustmelde Antriplex glabrius- cula]), de zeebiet (Beta maritimazu- ringsoorten (Rumex), e.d. Het vloed merk wordt de laatste tijd vooral tegen de nieuwe dijk gedeponeerd, vanwaar het ieder jaar wordt verzameld en afge voerd. Conclusie Dit alles overziende kunnen we conclu deren dat er in de laatste 15 jaar belang rijke veranderingen in het milieu van de Verdronken Zwarte Polder hebben plaats gevonden. De tegenstellingen tussen nat en droog zijn groter geworden, met na me doordat overstromings- en regenwa ter moeilijker kunnen afvloeien. De nog steeds open ligging naar de zee laat nog voldoende aanvoer van zout toe, temeer omdat de afvoer van zouten thans ook meer is belemmerd dan voorheen. Ge combineerd met deze stagnatie in de af voer heeft dit op vele plaatsen tot een lichte verhoging van het zoutgehalte aanleiding gegeven. Dit heeft consequenties voor de vegeta tiesamenstelling gehad. Op het lage schor was er een teruggang (regressie) in de Puccinellion-gemeenschappen naar aan meer extreme omstandigheden aangepas te begroeiingen. Op het hoge schor lijken de veranderingen vooralsnog gering en beperkt tot tijdelijke infiltraties van Puccinellion- en Saginion-elementen. Het is nog mogelijk dat op langere termijn meer definitieve verschuivingen in de verhouding van de Armerion-soorten zichtbaar worden. Voor enkele soorten uit de overgang zout-zoet, zoals smal bladige rolklaver en zilte zegge (Carex dis tans), zijn daarvoor nu al aanwijzin gen. De Saginion-soorten zijn verarmd door de achteruitgang en, in het geval van het laksteeltje, vermoedelijk het ge heel verdwijnen van de soorten uit het brak-zandige milieu. Ook de vloedmerk soorten zijn in aantal en dichtheid ach teruitgegaan. Al met al een aanwijsbare achteruitgang van de natuurwaarde van het gebied, die geheel op rekening van de civieltech nische werken (opheffing gemaal, ver zwaring dijk) moet worden geschreven. Het natuurbeheer dat in de jaren 70 door de Stichting Het Zeeuwse Land schap is begonnen, heeft erger weten voorkomen, maar kon de gevolgen van deze werken vooralsnog niet neutralise- W.G. Beeftink, M.C. Daane ren. Misschien dat het tij nog eens w. de Munck. keert Literatuur Beeftink, W.G. W. de Munck, 1985. Verspreiding en oecologie van Hordeum marinum in Nederland. Gorteria, in druk. Doing Kraft, H., 1954. L'Analyse des Carrés permanents. Acta Botanica Neer landica 3, 421-424. Vink-Lievaart, M.A., A.M. Groenendijk M.Bouts H. Geltink, 1984. Effekten van de temperatuur van het inundatie water op de reaktie van een aantal schorreplanten bij verlengde inundatie. VEGIN-rapport DIHO/Deltadienst Rijks waterstaat, 110 pp. Visser, A. de, 1956. De Zwarte Polder. De Levende Natuur 59, 12-16. Willems, R.J., 1977. Beheersplan Ver dronken Zwarte Polder voor de periode 1977-1989. Uitg. Stichting Het Zeeuwse Landschap, 106 pp. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 11