wefteyfcMAe
tig overdag gezien. De waarnemingen
waar het hier om gaat betreffen vrijwel
uitsluitend dagwaarnemingen. De meest
opvallende en spektakulaire dag was
(opnieuw) 18 september met meer dan
2.000 eksemplaren op herfstasters in het
nederlandse deel van Het Z win.
Al met al was 1984 een goed trekvlin-
derjaar. Over de trekkers die uitsluitend
's nachts vliegen is heel weinig bekend en
die zijn dan ook niet in dit overzicht
betrokken. Met name de invasie koli
brievlinders is opmerkelijk. Vaak gaat
een goed kolibriejaar samen met een
goed windepijlstaartenjaar. Het koude
en natte weer in augustus zal de groei
van rupsen en poppen tegengewerkt
hebben. Ook de kolibrievlinder werd
trouwens na het grote aantal in juli maar
betrekkelijk weinig meer gezien: vanaf
10 augustus maar 11 keer.
Tot slot wil ik iedereen danken voor de
waarnemingen die ze aan mij doorgege
ven hebben. Ik hoop ook in 1985 veel
waarnemingen te ontvangen.
Leo D'Hoore
Literatuur.
Trekvlinders in 1982 en 1983;
B.J.Lempke
De grote trek; R.Baker M. Dekker;
Rostrum Haarlem 1983.
Vlinders, natuurgids; A.Sandhall,
P.Douwes; Elmar 1979.
Milieu organisaties hebben gereageerd op
de plannen voor verdieping van de Wes-
terschelde, zoals voorgesteld wordt in de
Nota verdieping Westérschelde van de
Techniese Scheldekommissie. De nota
heeft veel vragen en bedenkingen opge
roepen. Hieronder geven we een overzicht
van de bezwaren, zoals die vooral door
de Zeeuwse Milieufederatie naar voren
zijn gebracht. Ook de Internationale
Scheldewerkgroep heeft gereageerd op de
verdiepingsplannen
Achtereenvolgens wordt ingegaan op de
procedurele aspekten, de argumenten
voor het projekt, de direkte gevolgen
voor natuur en milieu en de waterkwali
teit van de Schelde als achterliggend
milieuprobleem dat hier volop aan de
orde is.
Procedurele aspekten.
Minister Smit-Kroes merkte in een brief
gericht aan de Raad van de Waterstaat
op, dat op het nut van de vergroting van
de toegankelijkheid een Belgiese aange
legenheid te vinden. Het onbesproken
laten van het nut van de verdieping is
hoogstens verdedigbaar als er géén spra
ke zou zijn van nadelige gevolgen voor
Nederlandse belangen. Dat is zoals uit de
Nota blijkt niet het geval. Ondanks de
op sommige punten voorgestelde tegen
maatregelen zal aanzienlijke schade op
treden in diverse opzichten en zal dus
een afweging nodig zijn over wat het
zwaarst moet wegen en de alternatieven.
Door het 'nut' een Belgiese zaak te ach
ten, wordt dit achterwege gelaten of
staat bij voorbaat vast dat de nadelen als
niet doorslaggevend worden beschouwd.
Voor het praktiese belang van dit for
mele bezwaar kan verwezen worden naar
de opmerkingen hieronder over de over
spannen verwachtingen t.a,v. de scheep
vaarttoename, de wenselijkheid van een
Belgies (-Nederlands) zeehavenbeleid, de
noodzaak grenzen te stellen aan uitdie
ping als bepaalde milieugevolgen onver
mijdelijk zijn, de in de huidige voorstel
len onvoldoende bestreden milieugevol
gen die wél vermijdbaar zijn.
Als vaststaand kan worden aangenomen
dat aan een vergunning voor verdieping
eisen voor een betere kwaliteit van het
Scheldewater verbonden zullen worden.
Dit blijkt uit de uitlatingen van de
minister en haar omgeving de laatste
maanden. De vraag is vervolgens hoé dit
zal gebeuren. Verwijzing van deze kwes
tie naar een Techniese Scheldekommissie
kan geen oplossing zijn omdat dit de
kwaliteitsverbetering van het Scheldewa
ter juist zou loskoppelen van een verdie
pingsovereenkomst. De enige mogelijk
heid is een konkreet pakket van eisen en
maatregelen deel uitmaakt van een even
tuele overeenkomst over de verdieping.
Argumenten voor verdieping.
Het gaat bij de verdieping om een betere
toegankelijkheid van Antwerpen voor
diepstekende zeeschepen. De Nota merkt
hierover op dat uitgegaan is van 'een
gematigde groei van het scheepverkeer
op Antwerpen'. Wie de bijbehorende
paragrafen en tabellen in het Studierap
port bestudeert, merkt dat de 'gematigde
groei' alleen het aantal scheepsbewegin-
gen betreft, dat toeneemt van 16.802
(1981) tot 17.998 (2000). Deze toename
is echter geheel toegedacht aan de groot
ste scheepstypen. In laadvermogen is
daardoor sprake van een zeer sterke
groei, zo sterk dat van een duidelijke
overspannen groeiprognose uitgegaan is.
Hierbij komen nog twee andere aspekten
De eerste is dat de voorgenomen verdie
ping in absolute zin alleen nodig is voor
de grootste kategorie massagoedschepen.
Alle andere typen en formaten kunnen
nu ook van en naar Antwerpen maar
hebben na de verdieping aan één getij
periode genoeg (iets kleinere massagoed
schepen) i.p.v. twee, of krijgen een rui
mere 'getijvenster' beschikbaar (contai
ner- en vrachtschepen). In al deze geval
len is het scheepvaartbelang dus relatief.
In de tweede plaats kan gewezen worden
op het in beide landen aanvaarde stand
punt dat de ambities van individuele ha
vens afgewogen en ingebed behoren te
zijn in een nationaal en zo mogelijk
onderling afgestemd havenbeleid. In de
Nota wordt een dergelijke benadering
volkomen gemist.
Tijdens één van de voorlichtingsbijeen
komsten werd de suggestie een grens te
stellen aan de mate van Westerschelde
uitdieping van tafel geveegd met het ar
gument dat op die manier Zierikzee ook
zijn ontwikkeling tot wereldhaven had
gemist. In het licht van het bovenstaande
- overdreven scheepvaartprognose; niet
uitdiepen is grotendeels een relatieve,
geen absolute rem op de ontwikkeling
van Antwerpen; in (inter-) nationaal ver
band is taakverdeling tussen havens
normaal, mee op grond van ekologiese
overwegingen - èn in het licht van de ge
deeltelijk onvermijdelijke bezwaren van
uitdiepen, zoals hieronder genoemd, kan
deze suggestie niet zomaar afgedaan
worden. De voorgenomen verdieping van
de Westerschelde is alleen maar toelaat-
17