baar na afweging met andere ontwikke
lingsvarianten van de Belgies-Nederland-
se zeehavens, met inbegrip van de ekolo-
giese en andere randvoorwaarden bij ie
der van de ontwikkelingsvarianten, of
dat eventueel verder uitdiepen na het nu
voorgestelde programma niet zal kunnen
plaatsvinden zonder een dergelijke af
weging.
De gevolgen voor natuur en milieu.
Van de nevengevolgen van de verdieping
zijn er drie die van het grootste struktu-
rele belang zijn: de zandhuishouding, de
aantasting van de oevers, slikken en
schorren en de storting van vervuilde
baggerspecie.
Over de zandhuishouding worden in het
studierapport vele historiese gegevens
genoemd. Daaruit blijken de grote ver
anderingen die de Westerschelde heeft
doorgemaakt, tot 1950 voornamelijk
door natuurlijke ontwikkelingen en in
polderingen, daarna door werkzaamhe
den ter vergetering van de vaargeul,
zoals baggeren en storten. Het laatste
komt neer op een geleidelijke kanalise
ring van de Westerschelde, waarbij de
vaargeul een steeds belangrijker deel van
de eb- en vloedstroom te verwerken
krijgt. Naast andere gevolgen, zoals de
achteruitgang van een reeks schor- en
slikgebieden zijn er aanwijzingen die
aanleiding geven de Westerschelde niet
langer een sedimentatie- maar erosie
bekken te noemen. Dat kan op termijn
een structureel risiko voor de slikken
enschorren, zowel als de dijken beteke
nen. Het mag niet uitgesloten worden
geacht dat een grens gesteld moet wor
den aan verdere verdieping als de kans
bestaat dat de Westerschelde in sterke
mate erosieverschijnselen gaat vertonen.
De aantasting van slikken en schorren is
in het Studierapport en de Nota uitvoe
rig beschreven. Daarbij komt ook naar
voren dat door vorige verdiepingswerken
al schade is aangericht die om maatrege
len vraagt. Bij de voorwaarden voor de
verdieping is ook opgenomen dat in-
scharende oevers en schorren verdedigd
moeten worden, o.a. met het oog op het
natuurbehoud. Dat is weinig geruststel
lend gezien de omschrijving in de Nota
dat ;Een verlies van schorareaal en
intergetijdegebied moet, gelet op het be
leid in Nederland zoveel als doenlijk
worden vermeden', en in het Studierap
port:'Het is mogelijk het verlies van
schorareaal te beperken c.q. te voorko
men door het uitvoeren van bescher-
mingswerken'. Te betwijfelen valt of de
voorgestelde maatregelen ter bescher
ming van slikken en schorren in omvang
en grondigheid voldoende zijn om de
aantasting van deze gebieden te voorko
men. het behoud van slikken en schor
ren moet een voorwaarde zijn voor de
uitvoering van de verdiepingswerken.
Het probleem van het vervuilde bagger
slib uit de meest oostelijke drempels
komt in de rapporten onvoldoende uit de
verf en - belangrijker - uiteindelijk
worden geen maatregelen voorgesteld om
het op te lossen. De Nota wijst op de
slbrijke specie bovenstrooms de Drempel
van Bath met 2-5 x verhoogde metaalge
halten, waarvan in voorgaande jaren ca.
1 miljoen/mVjaar op Nederlandse stort
plaatsen werd gestort. Vervolgens wordt
de algemene opmerking gemaakt:'Vanuit
milieu-oogpunt bezien, is berging van
sterk verontreinigde specie in de Wester
schelde onaanvaardbaar'. Dezelfde, niet
tot konsekwenties verplichtende zin is in
het Studierapport te vinden. Bekend is
dat op beide plaatsen eerder een uit
spraak heeft gestaan die de berging van
de specie waar het konkreet om gaat on
aanvaardbaar verklaarde, wat door RWS
vertegenwoordigers op één van de voor
lichtingsbijeenkomsten werd bevestigd.
Tevens werd op de laatste bijeenkomst
door milieudeskundigen van rijkswater
staat gesteld dat het slib van genoemde
oostelijke lokaties geheel vergelijkbaar is
met slib dat in Rotterdam op land
geborgen moet worden.De essentiële
vraag is of de Nota dit probleem terecht
verwijst naar nader overleg of dat ber
ging op land als voorwaarde verbonden
moet worden aan de toestemming voor
uitdieping. De konklusie is dat zeker de
baggerspecie van de Drempel Zandvliet
en van andere in België gelegen drempels
en mogelijk die van de Drempel van
Bath beslist niet in de Westerschelde ge
stort mag worden, gezien de vervuilings
graad ervan en de voorgenomen lokaties.
De waterkwaliteit van de Schelde.
Bij de procedurele aspekten zijn de for
mele argumenten aangevoerd om eisen
voor verbetering van de kwaliteit van het
Scheldewater op te nemen in een over
eenkomst over verdieping. Behalve die
zijn er ook inhoudelijke argumenten die
voor deze koppeling pleiten. Die zijn dat
het vuile Scheldewater verreweg de be
langrijkste oorzaak is van de vervuiling
van het bodemmateriaal. De opmerking
is dan ook terecht dat een uiteindelijke
oplossing slechts is het wegnemen van de
oorzaak.
AKKAERT BANK - ZANDVLIETSLUIS
TE ONDERHOUDEN BREEDTE VAN DE GEULEN
18