i bedekking 100 i 90 80 - 70 60 50 AO 30 20 10 A 32 1 De tweede extreme milieusytuatie was de grote droogte in 1976. Zeeaster Aster tripoliumkweldergras en rood zwenk- gras hebben daar veel van te lijden ge had, de eerste soort zelfs zo ingrijpend dat zij sindsdien nauwelijks meer in het reservaat voorkomt. Zoutmelde lijkt on duidelijk te reageren: een afname op het lage en een toename op het hoge terrein. Als derde uitzonderlijke toestand mag de strenge winter van 1978/79 gelden. Zoutmelde is bekend om zijn gevoelig heid voor strenge wintervorst en dat was op de hoog gelegen plaatsen ook te mer ken: een afname met bijna de helft van de ingenomen oppervlakte. In de lage proefvlakte ontsnapte de soort aan be vriezing omdat de vegetatie grotendeels geïnundeerd was en dus onder het ijs lag. Interessant is dat op de hoge proef vlakte de opengevallen ruimte direkt door eenjarige zoutplanten werd ingeno men en naar het lijkt definitief. Daarin kwam evenwel reeds in de zomer van 1981 verandering door enige weken du rende inundatie met zeewater, die met een opwarming van het water tot boven 30*C veel schade deed: Op de lage plek ken veel sterfte van zoutmelde, lamsoor, kweldergras en zelfs zeekraal. Op de ho gere plaatsen met een langdurige pias- dras situatie hield zoutmelde het wel uit, maar stierven rood zwenkgras en strand- kweek {Elymus pycnanthusmassaal af, terwijl lamsoor en zilte rus J uncus gerardiileken te zijn bevoordeeld. aooooO*" Proefvlakte 9. Hoogte 2.47m N.A.P. N.A.P. o Zilte rus Fioringras 4 Lamsoor h Melkkruid Het algemene beeld dat deze proefvlak- ten te zien geeft, is dat van een terug gang (regressie) in de vegetatie, voor de lamsoor-zoutmelde-vegetatie in de rich ting van een zeekraalbegroeiing, voor de rood zwekgras-zeealsem gemeenschap naar een zoutmelde-kweldergras vegeta tie. Beide veranderingen duiden op een toenemende invloed van zout en inun datie, dus van een mariene invloed, zij het dat dit vooral het gevolg is van een toegenomen belemmering van de afvoer van water en zouten, en niet van een toegenomen bereikbaarheid van de zee. Het hoge schor Op hogere plekken komen aansluitend aan het vorige type begroeiingen plan tengemeenschappen voor waarin beurte lings zilte rus, rood zwenkgras, strand- kweek en soms zeerus Juncus mariti- mus) het aspekt bepalen, meestal bijge mengd met wisselende hoeveelheden fio ringras (Agrostis stolonifera) en melk kruid Glaux maritima). Deze gemeen schappen behoren tot het verbond Ar- merion maritimae. Zij zijn - meer nog dan de lager gelegen gemeenschappen van het Puccinellion maritimae - het resultaat van een bijzonder ingewikkeld proces van onderlinge beïnvloeding (in teractie) van de plantensoorten die wordt gestuurd door de milieudynamiek. Die onderlinge beïnvloeding is daarom zo moeilijk te ontwarren, omdat elke soort méér een dimensie aan die betrekkingen toevoegt. Bovendien heeft elke soort zijn eigen mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot de milieudynamiek. De resultante van al deze interakties - dat is dus het vegetatiepatroon dat in het veld zichtbaar is - kan daarom zonder uitge kiend experimenteel onderzoek niet zo maar begrepen worden Laten we eerst eens nagaan wat we globaal weten van de oecologie van de soorten waar het hier om gaat. Rood zwenkgras geldt als matig zoutresistent en zeer goed bestand tegen langdurige inundaties. Fioringras, ook matig zout resistent, is gevoelig voor langdurige inundaties, vooral onder zoutere om- 100 90 - 80 - 70 - 60 - 50 - A0 - 30 - 20 - 10 - A - 3 - 2 - i bedekking Proefvlakte 19. Hoogte 2.42m N.A.P o. O Rood zwenkgras Zeealsem Gewone zoutmelde 1970 75 80 6

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 8