standigheden. Zij kan echter profiteren van de zuurstof die door planten met luchtweefsels tot in hun wortels, zoals zilte rus, in de geïnundeerde of met water verzadigde grond wordt gebracht. In tegenstelling tot de beide vorige soorten, heeft zij ook het voordeel open gevallen plaatsen met haar stolonen snel te kunnen opvullen. Melkkruid en ook zeerus zijn goed bestand tegen zout in de bodem en kunnen ook langdurige inun daties doorstaan, zeerus nog iets beter dan melkkruid. Strandkweek, tenslotte, komt op voedselrijke plekken voor waar vloedmerk door de zee wordt gedepo neerd. De soort is goed zouttolerant maar verdraagt inundaties slecht. Zetten we deze soorten in een reeks van afnemende zoutresistentie dan staan ze waarschijnlijk in deze volgorde: strand kweek, melkkruid, zeerus, zilte rus, rood zwenkgras, fioringras. Naar afnemende inundatieresistentie gerangschikt komen we dan tot de volgende reeks: zeerus, zilte rus, melkkruid, fioringras, strand kweek, rood zwenkgras. Deze oecologische reeksen zijn echter maar erg globaal. Faktoren als het zout gehalte, de duur en de hoogte van de in undatie en de temperatuur van het over stromingswater maken in de natuur tal van uiteenlopende milieucombinaties mo gelijk, die elk weer andere verschuiv- vingen in de bedekkingsverhouding van de soorten tot gevolg hebben. Verder moet de vraag onder ogen worden ge zien, waaraan je de gevoeligheid of resistentie van de planten zou kunnen afmeten. Er zijn verschillende mogelijk heden: van fysiologische processen in de plant af tot de meer uiterlijke resultaten daarvan, zoals kieming, groei, biomassa- produktie, zaadproduktie, sterfte van gehele planten of onderdelen daarvan. We moeten er echter wel rekening mee houden, dat deze processen door de mi- lieufaktoren heel verschillend kunnen worden beïnvloed en dat een negatieve score beslist niet steeds nadelig voor het voortbestaan van een soort op een bepaalde plek behoeft te zijn. Kiemrem- ming door een hoog zoutgehalte, bij voorbeeld, betekent niet dat het zoutge halte bij die soort hetzelfde effekt op de groei of de sterfte heeft. Ook kan je het negatieve effekt anders uitleggen: het achterwege blijven van kieming betekent tevens dat de zaden op meer gunstige kiemomstandigheden kunnen wachten. En stagnatie in de groei kan bij waar schijnlijk de meeste zoutplanten het gevolg zijn van de aanmaak van nutriën ten vragende stoffen die voor de plant nodig zijn om een osmotische weerstand tegen het hoge zoutgehalte van de bodem op te bouwen en zo overleving mogelijk te maken. We kunnen dus met vegetatie-onderzoek in het veld slechts een tipje van de oorzakelijke sluier oplichten. Als voor beeld beginnen wij met de proefvlakten 9 en 11. Beide liggen op het zelfde niveau t.o.v. NAP in een laagte zonder oppervlakkige afvoer. Beide proefvlakten staan gelijk onder invloed van de zee. Toch is het zoutgehalte van de bodem bij de eerste 1-4 pro mille Cl- hoger dan bij de tweede. In proefvlakte 9 spelen daarom rood zwenkgras en fio ringras nauwelijks een rol in de vegeta tie. De interaktie tussen de soorten speelt zich bijna uitsluitend tussen zilte rus en melkkruid af. Zijn er veel inundaties door overstromingen of neerslag, zoals in de jaren 1973-75, dan verschuift het evenwicht in de richting van melkkruid, ten koste van zilte rus. 100 - 90 - 80 - 70 - 60 - 50 - 40 - 30 - 20 - 10 - In proefvlakte 11 is zilte rus zeer stabiel, kan kennelijk inundaties beter verdragen dank zij het lagere zoutgehalte van de bodem. Fioringras is dan partij in de interaktie met melkkruid. Tijdens de extreme droogte in 1976 krijgt melkkruid het zwaar te verduren: het volgende jaar kan zij slechts met enkele procenten bedekking terugkomen. Fioringras neemt snel de opengevallen plaatsen over. Strandkweek kan zich vestigen. Melk kruid herstelt zich langzaam en blijkt de sterkere: in 1981 zijn de beide soorten weer ongeveer terug op de bedekkings percentages van vóór 1976. In 1984 vallen echter beide soorten sterk terug, fioringras is zelfs geheel uit de proef vlakte verdwenen. Uitzonderlijk lange inundaties moeten daarvan de oorzaak zijn geweest. Opvallend is, dat soorten als lamsoor en zee weegbree {Plant ago maritimazich nauwelijks iets van deze milieudynamiek aantrekken. Gewone zoutmelde moet zich hier grotendeels ieder jaar weer opnieuw uit zaad ves tigen. °7o bedekking Proefvlakte 11. Hoogte 2.47 m N.A.P. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 9