Afzetten lijkt in dit geval gewenst, maar voor elk geval afzonderlijk zal beoor deeld moeten worden of dit in één keer moet gebeuren of in gedeelten over de jaren heen. 6. KLEINE NATUURTERREINEN Eigenlijk is dit een restgroep. Je kunt er veel verschillende dingen in onder bren gen maar in elk geval wordt gedacht aan bv. dijken, hooilanden of moerassen. Het woordje klein voor natuurterreinen klopt eigenlijk niet. Het slaat meer op het idee dat naar verhouding het opper vlak wat beheerd zou moeten worden door vrijwilligers op het totaal klein zal zijn. Hier spelen voornamelijk natuur wetenschappelijke argumenten een rol. Het onderhoud bestaat eruit dat de vegetatie wordt gemaaid en het maaisel grondig wordt afgevoerd. Op deze wijze wordt de verruiging terug gedrongen en maakt plaats voor een veel soortenrijker vegetatie. Het beheer zal zich in eerste instantie beperken tot die dijken waar op korte termijn de meeste resultaten te verwachten zijn. Hooilanden en moerassen Zeeuws Vlaanderen met zijn talrijke kreken en kreekrestanten is rijk aan (riet-)moerassen en in principe ook rijk aan hooilanden. Maar beheer van deze vochtige stukken blijft al lang achter wege wat er toe heeft geleid dat de vege tatie terplaatse verruigt en gedomineerd wordt door slechts enkele plantensoor ten. Ook hier kan een bepaalde vorm van beheer ertoe leiden dat een veel soortenrijkere plantengroei ontstaat. Hoe wel de traditionele waardevolle blauw- graslanden hier nooit zullen ontstaan door de voedselrijke kleigrond en meer of minder brak grondwater, zijn de hooilanden die beheerd worden door natuurbeschermingsorganisaties zeer de moeite waard. Echte Koekoeksbloem, Grote Ratelaar, Addertong en diverse soorten orchideeën zijn slechts een paar namen uit een lange rij, die de planten liefhebber doen watertanden. Ook voor vrijwilligers lijkt hier een rol weggelegd. Zij kunnen bepaalde stukjes in beheer nemen, die jaarlijks één, soms tweemaal gemaaid moeten worden. Af voer van het maaisel is ook hier noodza kelijk. Vanzelfsprekend kunnen slechts beperkte oppervlakten op deze manier in onderhoud worden genomen door vrij willigers. Dijken Het achterwege blijven van een bepaalde vorm van beheer (maaien/beweiden) leidt bijna altijd tot een sterke verruiging van de plantengroei. Het is geen zeld zaam beeld in Zeeuws Vlaanderen: dij ken met vegetatie gedomineerd door Kweekgras en Brandnetels. Begrijpelij kerwijs een doorn in het oog van de boer die vu.ulte niet ziet zitten. Afbranden lijkt op het eerste gezicht een oplossing, maar leidt van kwaad tot erger. En dan te bedenken dat dijken zo bekend zijn om de waardevolle vegetaties. Een on derhoudsbeurt is dringend gewenst maar vrijwilligers kunnen zich niet het lot van alle dijken aantrekken. In eerste instantie is dat immers een verantwoordelijkheid van de eigenaar! DE ROL VAN VRIJWILLIGERS Het beheer zoals hierboven omschreven kan op verschillende manieren worden aangepakt. We hebben het dan niet over de natuurgebieden die al in beheer zijn bij Staatsbosbeheer, het Zeeuwse Land schap of Natuurmonumenten. Het gaat dan juist om de kleine landschaps elementen daarbuiten. Juist bij deze ele menten laat het beheer te wensen over of blijft zelfs geheel achterwege. Het is een bekend verhaal. De boer heeft daar nu geen tijd, geen geld, geen middelen meer voor en heeft er geen direkt belang meer bij. We kunnen niet verwachten dat de boer al dat werk op z'n nek haalt. Wat we echter wel mogen verwachten is medewerking van de boer, zodat anderen dit werk kunnen opknappen. Anderen betekent in de praktijk vrijwilligers, die we moeten zoeken onder de leden van natuurbeschermingsverenigingen, haanlo zen of bij andere groepen zoals Scou ting, IVN werkkampen en ANWB pro- jekten. Reeds vanaf begin zeventiger jaren zijn de zogenaamde knotgroepen aktief ge weest. Ze hebben een bepaalde periode kunnen overbruggen waarin het onder houd van de knotwilg uit zuiver ekono- misch oogpunt niet rendabel was. Begin tachtiger jaren deed zich het verschijnsel voor dat vele partikulieren de boer op gingen om een karretje hout bij elkaar te zagen voor de openhaard,de houtkachel of allesbrander. Op zich is dit een gun stige ontwikkeling, mits het snoeiwerk met het nodige beleid gebeurt. De knot groepen hebben hun taak volbracht en sinds die tijd staan hun aktiviteiten op een lager pitje. Uit bovenstaande blijkt dat er naast de knotwilgen nog veel andere kleine land schapselementen zijn die zitten te sprin gen op een onderhoudsbeurt. Ziedaar een nieuwe taak voor vrijwilligers, om dat vooralsnog dit onderhoud zonder hen niet of nauwelijks opgeknapt kan worden. Het is een uitdaging voor de natuur beschermingsverenigingen om deze klus als eersten op te pakken. Gedeeltelijk is dit ook al gedaan. De afgelopen jaren zijn, zij het op kleine schaal, reeds kleine hooilandjes, stukken heg en een hak houtbosje onder handen genomen. Maar om echt wat zoden aan de dijk te zetten zal dit aanzienlijk uitgebreid moe ten wórden. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 11