hooge platen
DE HOOGE PLATEN IN DE ZOMER
VAN 1985.
Tijdens de zomer van 1984 raakte het
broedgebied van de Dwergsterns op de
Bol, de Ring, voor een groot deel be
groeid met Strandkweek en Biestarwe-
gras. Spontane vestiging en ontwikkeling
van de vegetatie is over het algemeen
plezierig en draagt bij in de verdere
ophoging van de Bol. In dit geval draagt
het er echter ook toe bij dat zo'n gebied
aantrekkelijker wordt voor meeuwen en
het is dan nog maar sterk de vraag of het
huidige aantal Dwergsterns zich zal kun
nen handhaven.. Om die reden werd in
februari 1985 begonnen met het Strand
kweek uit de Ring te spitten voor zover
het zichtbaar was, en honderd meter
verderop in het gebied van de duintjes
weer aan te planten. Op deze wijze kon
den de duintjes een flinke uitbreiding
ondergaan en herkreeg de Ring het open
en onbegroeide uiterlijk wat zo kenmer
kend is voor een dwergsternbroedplaats.
In de nazomer bleek dat het grootste deel
van het verplaatste Strandkweek de ope
ratie goed had doorstaan.
Het herstel van de Ring in het voorjaar
zat niet mee. Voor een gröot deel waren
de hoge tijen in april en begin mei daar
debet aan, die het tot dan tot stand
gekomen werk steeds weer teniet deden.
Zo kon het gebeuren dat we op 10 mei
nog bezig waren met het in orde maken
van de Ring. Voor de derde keer. Voor
het volgend voorjaar staat een experi
ment op het programma wat er uiteinde
lijk toe moet leiden dat het onderhouds
werk aan de Ring in de toekomst zal
verminderen. Het onderhoudswerk aan
de rijshoutschermen was dit jaar bedui
dend minder intensief. Na jaren lang
zo'n 700-800 musterds te hebben aange
bracht, werden er dit jaar 250 in de
grond gezet. Helaas zijn deze nog ge
deeltelijk weggespoeld ook. De stuif-
schermen beginnen nu flink te slijten,
zodat we de komende jaren toch weer
wat meer musterds moeien inspitten.
Voor het eerst werd gebruik gemaakt van
het achtwielige amfibievoertuigje 'de Ar-
gocat', voor het transport van materiaal
op de plaat. Het funktioneerde uitste
kend en was handzamer dan de in voor
gaande jaren gebruikte rietmaaibinder.
Als gevolg van de strenge winter en het
koude voorjaar bleef de watertempera
tuur te lang aan de lage kant. Mogelijk
als gevolg hiervan was de stand van de
voor de Dwergsterns interessante vis
soorten zoals Zandspiering en Sprot te
laag.Veel later dan normaal werd de eer
ste Dwergstern gezien, nl. op 27 april en
tot half mei nam hun aantal tot hooguit
25 toe en bleef de baltsaktiviteit laag. De
Visdiefjes lieten zich door het slechte
weer niet afschrikken en hun aantal was
rond half mei al tot 400 opgelopen.
Vanaf 16 mei werd het weer beter en
keerden de Dwergsterns in versneld tem
po terug. Er werd nu ook veel gebaltst
met vis. Op de zandtong ten oosten van
de Ring was het met hoog water een ko
men en gaan van baltsende Dwergsterns.
Visjes aanbieden en kuiltjes draaien
behoren tot het voortplantingsritueel e'n
veel sterntjes raakten steeds meer in de
stemming. Op 20 mei zaten er hier al
enkelen te broeden. Gelukkig verhuisden
geleidelijk steeds meer Dwergsterns naar
de Ring en op 27 mei nestelden er net
zoveel Dwergsterns binnen als buiten de
Ring. Op 2 juni waren er al 80 paar
waarvan bijna driekwart op de aangeleg
de schelpenbank binnen de Ring.
Het restant van het deels verwijderde
Strandkweek in de Ring had zich goed
hersteld en was tot een duin uitgegroeid.
Tientallen Visdiefjes hadden hier een
nestplek gevonden en de onrust die hier
van uitging had de Dwergsterns er wel
licht toe gebracht een stukje op te schui
ven en kwamen zodoende deels buiten de
Ring tot nestelen.
- ÏL- ftfe,
Het was inmiddels begin juni, de tempe
ratuur was overdag niet hoger dan der
tien graden, er stond een harde wind met
flinke regenbuien, soms zelfs hagel. Tot
overmaat van ramp diende een spring
vloed zich aan en vooral het legsel buiten
de Ring liep gevaar weg te spoelen. We
vulden een tiental emmers met zand
waarop we steeds een legsel plaatsten.
Het mocht niet baten, de meeste nestjes
buiten de Ring spoelden weg. Ook bin
nen de Ring verdwenen echter nogal wat
legsels, zodat er duidelijk nog iets aan de
hand was. We kropen in een schuilhut
om van nabij te zien wat er loos was. De
sterntjes ondervonden veel hinder van het
slechte weer. Het bemachtigen van vol
doende vis bleek wel het grootste pro
bleem. Beide partners hadden zoveel tijd
nodig om een maaltijd bij elkaar te vis
sen dat het legsel soms wel een uur on
beschermd in weer en wind bleef liggen.
In die tijd had een Scholekster of een
Steenloper de eieren ontdekt, opengepikt
en de inhoud naar binnen gewerkt. Zo
verdwenen er 15 nesten van de Dwerg
stern per dag. Ook de Visdiefjes konden
het niet bolwerken en velen lieten hun
legsel in de steek. Een week later zag de
broedkolonie er verlaten uit. Op 16 juni
werd het weer langzaam iets beter en
keerden de vogels geleidelijk terug. Op
17 juni telden we 31 nieuwe nesten van
de Dwergstern en een week later nog eens
zeventig! De meesten zelfs in de Ring.
Als uit het niets waren de sterns weer
teruggekeerd naar hun basis in de Wes-
terschelde. De Kluten vonden een nest
plaats tussen de takkenschermen en de
uitgestrekte noordkant herbergde dit jaar
nauwelijks broedvogels.
Begin juli brak een droge periode aan en
bij alle broedende soorten diende de
nieuwe generatie zich aan. Bij de Dwerg
sterns was sprake van een geboortegolf.
12