Meer dan honderd nesten kwamen bin nen een week uit. De Kokmeeuwen die al halfwas jongen hadden lieten zich regel matig in de omgeving van de Ring zien. Steeds waren het de Strandplevieren die hen als eersten opmerkten en ook ter stond uit het luchtruim verdreven. Had een Kokmeeuw echter een bewegend donsballetje opgemerkt dan flitste hij naar beneden om het van de grond te plukken. Pas dan waren de Dwergsterns in staat van alarm om de rover te ver drijven, maar het kwaad was al geschied. Zo verdwenen per dag ongeveer twaalf Dwergsternkuikens. Een paar dagen later daalde de temperatuur enigszins en werden de kuikens veilig onder de ouder veren gestopt en werden onbereikbaar voor de stropende Kokmeeuwen. Ook Zilvermeeuwen met vleugelgebreken lie ten zich weer zien. Twee van deze kui kenrovers hebben we te grazen kunnen nemen. Na de inzinking van begin juni zette het herstel nog tot half juli door. Er waren toen maar liefst 170 paar Dwergsterns 43% van de nederlandse broedpopulatie) .en 750 paar Visdieven (de grootste kolo nie van het Deltagebied). De kuikens groeiden voorspoedig op. Acht dagen na de geboorte verschijnen de eerste veertjes. Dagelijks werden zo'n 50 visjes verorberd. Vanaf de geboorte worden eerst flinterdunnen Zandspierink- jes gevoerd, na een dag of tien krijgen ze geleidelijk wat grotere visjes, vooral Sar dines. Eind juli wordt het weer slecnter weer. Aanhoudend harde slagregens. De ouders kwijten zich aanvankelijk goed van hun taak. De één houdt de jongen droog en warm en de ander zorgt voor de fourage. Maar de bovenlaag van het water wordt door het slechte weer alsmaar ondoor- zichtelijker en de sterns kunnen de vis- scholen steeds moeilijker ontdekken. De voedselstroom naar de kolonie stagneert. Ook bij de achtergebleven ouder in de kolonie neemt de honger toe en uitein delijk verlaat deze de jongen en gaat zelf ter visvangst. Regen en wind geselen de kolonie en de kuikens zoeken beschutting onder planken, aangespoelde troep en onder loshangende flappen van de Ring. De weersverbetering komt voor vele jonge vogels te laat. Een paar dagen later vinden we overal dodekuikens terwijl vele Dwergsterns het gebied hebben ver laten. Ongeveer vijftig paren Dwergsterns hebben hun jongen door het slechte weer kunnen loodsen. Bij de Visdiefjes iets meer dan de helft. Jonge Kluten worden bijna niet gezien. De laatste twee weken van het broedsei- zoen verlopen verder probleemloos voor de vogels. De herfsttrek begint dit jaar wat vroeger. Begin september verschijnen de Kleine jagers, zelfs een Zeekoet. Ook elders is het broedseizoen ten einde. Aan het eind van de zomer is de Ring zo sterk begroeid geraakt met grassen dat het al voor de winter wenselijk is een deel van deze vegetatie te verwijderen. Hiertoe zijn eind september weer een aantal enthousiastelingen opgetrommeld om het dwergsternbroedgebied alvast vrij van vegetatie te maken voor het volgend jaar. Dat er in het voorjaar van 1986 nog heel wat te doen is voor de vogels op de Bol is zo langzamerhand overbodig om te zeggen en ook dat alle hulp daarbij bij zonder welkom is. Aspirant-vogelwach- ters zijn trouwens ook welkom. Strin gente rust tijdens de broedperiode is van even groot belang als het beheerswerk. Voor alle informatie over beheerswerk of over bewakingswerk op de Hooge Platen kunt u terecht op onderstaand adres, Rene Beijersbergen Millianostraat 28 Breskens tel.: 01172-1809 WERKEN OP DE HOOGE PLATEN: Vrijwilligers die willen meewerken aan het terug in orde brengen van de broed- kolonie op de Hooge Platen kunnen op de volgende dagen terecht. Zondag 16 februari wordt er gras ver plant, zondag 16 maart paaltjes gezet. Zaterdag t/m maandag 29/31 maart is het Paasweekend: paaltjes zetten, matte leggen en musterds inspitten. Op 13, 19 en 20 april worden er ook musterds ingespit. Op zaterdag en zon dag 3 en 4 mei wordt de ring met zandzakken gesteld en schelpen verpreid. Alle dagen wordt er vertrokken aan de uitwatering (buitendijks bij Nummer Een). Nadere inlichtingen bij Rene Beijers bergen. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1985 | | pagina 15