werk is pas het eerste deel en handelt
over broedvogels. In deel twee zullen de
trek- en wintergasten behandeld worden.
Alle reden dus om met Henk te gaan
praten over de vogels van de Braakman.
Henk: Ik kom sinds 1978 in de
Braakman en ben vrij systematies gaan
noteren wat ik zag aan vogels. Tot 1960
was er redelijk veel bekend, vooral door
Suetens cs. Daarna valt er eigenlijk een
gat. Als je de vogelontwikkeling wil
beschrijven, is de periode '60-'70 moei
lijk te overbruggen. Dankzij van Impe
en Haak lukte me dat nog wel voor de
meest kenmerkende soorten. Vanaf eind
'70 is er weer wat meer systematies
gekeken, maar de aandacht ging toch
vooral uit naar de winter en trekvogels.
Wat trekt jou het meest in de
Braakman!
Henk: Nou, het is een gevarieerd gebied
en dicht bij huis. Vooral ook de eenden
en andere watervogels die er in flinke
aantallen zitten. Wat dat betreft is de
derde week van september voor mij een
belangijk moment. Dan gaat het
water-peil naar beneden en kunnen
steltlopers weer terecht op de slikranden.
Als in de loop van november de eenden
verschijnen is de Braakman wat mij
betreft op z'n mooist. De ochtend
afwachten vanuit de schuilhut, dat heeft
toch wel een heel aparte charme.
Waarom zijn jullie broedvogels gaan in
ventariseren
Henk: Zoals ik al zei, gaat de aandacht
van vogelaars in dit gebied vooral uit
naar winter en trekvogels. Om een
volledig beeld van de vogelbevolking te
krijgen hebben we de broedvogelinven-
tarisatie gelijk maar rigoreus aangepakt.
Met z,n vieren hebben we alles geïnven
tariseerd, inklusies de huismus. De hele
Braakmanpolder is 1725 ha groot en
daarnaast hebben we ook de spuikom in
de Koninginnepolder en de Riemens—
kreken meegenomen.
Kan je in het kort de resultaten
toelichten?
Henk: De ontwikkeling van de broedvo
gels in de Braakman hangt nauw samen
met de veranderingen die in de vegetatie
zijn opgetreden. Na het afdammen van
de Braakman houden zich verschillende
pioniersoorten op de drooggevallen
platen op. Van de Dwergstern, de meest
uitgesproken pioniervogel, werd het
maksimale aantal broedparen in 1954 al
bereikt. Maar de plantengroei nam na
verloop van tijd de kale stukken in bezit,
zodat de Dwergstern bv. al begin zestiger
jaren is verdwenen. Nu broeden alleen
v. Kluut en Kleine Plevier als pioniersoor-
g ten nog regelmatig in het Braakmange-
g bied.
Wat betreft de weidevogels. De meest
K' kritiese soorten hebben het er maar kort
o en in klein aantal gebroed. In het gebied
S, verdwenen Kemphaan en Zomertaling als
broedvogel o.a. door suksessie van de
vegetatie. De Grutto is sinds '75 terug
gelopen van 30 naar 5-6 paar. Dit komt
voor een groot deel door de indijking
van de Nieuw Neuzenpolder. Opvallend
goed handhaaft zich de Gele Kwikstaart.
We ontdekten zo'n 80 territoria, maar ze
zijn wel voornamelijk verhuisd van wei-
naar akkerland.
Maar er is toch een groot weilandgebied
in beheer bij SBB!
Henk: Dat is inderdaad zo, maar het
beheer is hopeloos. De boer die er op zit
houdt zich niet aan de afspraken en er is
géén kontröle. Zo zijn ook in dit gebied
weidevogels verdwenen door een zware
bemesting en een te intensief gebruik van
dit grasland, terwijl het anders kan. Het
gaat toch om zo'n 15 ha!
De meeste mensen zullen, als je het over
de natuur in de Braakman hebt, het eerst
denken aan de bossen. Hoe staat het met
de broedvogels in het bosgebied?
Henk:Het bos heeft zich door de jaren
heen redelijk ontwikkeld. Eerst vestigden
zich er de niet strikte bosvogels zoals
Houtduif, Groenling en Kneu, zo eind
jaren 50 al. De echte bosvogels versche
nen later. De Spotvogel en Fitis als pio
niers en na verloop van tijd Zwartkop,
Grote Bonte Specht en sinds enkele jaren
ook de Groene Specht. Zowel in het
Noord- als in het Zuidbos vind je nu ty-
piese bosbroeders als Matkopmees,
Staartmees en Goudhaantje.
Hele hoge dichtheden hebben we aange
troffen van Tuinfluiter, Zanglijster en
Tortelduif. Maar vooral de Zwartkop
srpingt er nogal uit.
lpr\2t-t[<.o
5