DE AFSLAGRAND
DE DAM
DE DIJKVOET
hoogste oeverwallen. Het wordt vooral
in de late herfst en de winter gedropt,
soms nog in het voorjaar en bestaat vaak
uit stevig materiaal Hierdoor verloopt
het rottingsproces en vrijkomen van
stikstofverbindingen over een langere
periode. Hierop vestigen zich vooral
De kleuren van het schor.
spiesmelde (op dikke pakketten met veel
slijkgrasresten) en strandmelde (op
dunne pakketten). Bij verder verteren
vestigt zich ook steeds meer strand-
kweek, die uiteindelijk een nagenoeg
gesloten begroeiing vormt met verspreid
de exemplaren van spiesmelde. Van de
oorspronkelijke vegetatie blijven ver
spreide resten aanwezig en vertonen zulte
resp. zoutmelde de hoogste presentie.
Bij verdere verhoging van het schor
kunnen zich ook meer 'zoete' soorten
vestigen, zover is het nog nergens in het
eigenlijke schor van Paulinaschor. Wèl
op het vloedmerk wat gedeponeerd is op
de voorrand van de dijk en een dam
door het noordelijk deel van het schor.
Meer naar het noordwesten wordt de
voorrand van het schor steeds hoger en
vlakker en watert naar achteren af. Ze
zou vergeleken kunnen worden met een
grote oeverwal. Aan de ene kant de
kreek in de vorm van de Westerschelde,
aan de andere kant de kom het oude
schor. In een strook van een tiental
meters breed groeien gewone zoutmelde,
gerande schijnspurrie, lamsoor, schorre-
zoutgras en gewoon kweldergras. Nog
meer naar het westen, zo'n 100 meter
oostelijk van de dam, wordt de voorrand
nog vlakker en verdwijnen zelfs de
ondiepste geultjes, zodat het water bij
het afvloeien niet stagneert. Bovendien
ligt deze rand zo hoog, dat ze nog maar
zelden met water overspoeld wordt. Iets
wat de hier overtijdende vogels ook ont
dekt hebben.
De bodem is zavelig, goed ontzilt en
doorlucht. In een strook van 3 tot 5
meter breed (afhankelijk van de soort)
en zo'n 20 meter lang groeien hier melk-
kruid, engels gras, zeeweegbree, rood
zwenkgras en dunstaart. Allemaal leuke
plantjes. Het onooglijke melkkruid
bedekt soms hele oppervlakten. De sten
geltjes zijn dicht bezet met kleine, ovale
bladeren. Deze zijn iets vlezig en te
herkennen aan de vele zwarte stipjes
erop. In de zomer zitten in de bladoksels
kleine, lichtrose bloemen. Terwijl melk
kruid goed tegen zout kan en op allerlei
gronden kan groeien is engels gras dui
delijk aan wat minder zilte en minder
slibrijke grond gebonden. Het is geen
gras maar een familielid van de lamsoor.
De lichtrose bloemen staan in een
hoofdje op een dunne, onbebladerde
stengel. De grasachtige bladen groeien in
een wortelrozet. Dunstaart of 'schoor
steentje' is een grasje van meestal hoog
uit 15 cm hoogte met een enkele bloeiaar
waarin de bloempjes verscholen zitten.
Op het einde van de bloei wijzen de
bloemkafjes van de aar af. Dan pas valt
het grasje een beetje op.
In 1979 groeide op de rand ook een pol
echt lepelblad, misschien vanwege de
vele uitwerpselen van overtijende vogels.
Het is een wit bloeiende kruisbloemige
met lepelvormige bladeren.
Een vegetatie van zeeweegbree, gewone
zoutmelde, lamsoor, zulte, gerande
schijnspurrie èn engels gras groeit ook
nog in de luwte achter de dam.
Deze dam loopt door het noordwestelijk
deel van het schor in het verlangde van
de zeedijk, en vormt een extra bescher
ming tegen de westenwinden. Op de
voorrand groeien o.a. zilte rus, herts
hoornweegbree en melkkruid, die elders
op het schor slechts sporadies voor
komen. De dam is de laatste tientallen
jaren sterk verruigd, wat te zien is aan
het sterk om zich heen grijpende strand-
kweek en hier en daar zelfs akkerdistel!
Groeiden hier in 1978 nog biggekruid en
7 soorten vlinderbloemigen, nu zijn met
moeite alleen nog aardbeiklaver, witte
klaver en kattedoorn aan te treffen. Nu
ook dit deel van het paulinaschor
eigendom van het Zeeuws Landschap is
geworden, lijkt het me goed als ze de
dam elk jaar maaien om de verruiging te
stoppen.
De zeedijken waren op hun mooist vóór
de dijkverzwaring. Toen groeiden er nog
soorten als vlaamse peterselie, fijn goud-
scherm en kustmelde. De eerste twee
soorten zullen niet meer terugkomen.
Inlaag-achtige gebiedjes achter de dijk
zijn verdwenen en de dijken zelf bestaan
uit kilometerslange, intensief beweide
raaigrasvlakten. Wat wel weer interes
sant kan worden is de onbeweide voet
van de dijk, al zijn ook hier natuurlijk
veel onregelmatigheden en hoekjes voor
goed verdwenen.
Op de dijkvoet bij paulinaschor is
duidelijk ontwikkeling te zien. In 1978
groeide hier nog een vrij klein aantal
soorten o.a. kleine veldkers en klein
kruiskruid. In 1985/86 is het aantal
zoete soorten flink toegenomen. Zeer
massaal groeien er kantig wilgeroosje en
In mei wordt het schor groen gekleurddoor het donkergroene kweldergras en
schorrezoutgras en de grijsgroene gewone zoutmelde.
De laatste plant verkleurt langzaam via geelgroen tot roodbruin en bepaalt dan in juli
samen met het geel bloeiende zulte zeeasterde kleur. In augustus domineert die gele
kleur. Zoutmelde is dan al aan het afsterven. Slechts enkele exemplaren van zulte
hebben paarse omwindselblaadjes rond de bloemhoofdjes.
De bladen van zulte of zeeaster zijn eetbaar als spinazie.'Lamsoren' worden vanwege
hun vorm genoemd. De échte, dfficiële lamsoor komt op het paulinaschor niet in
dichte velden voor. Op andere schorren kan deze 'heide onder de schorren' hele
velden paars kleuren. Eetbaar is ze niet maar voor droogboeketten wordt ze helaas
des te meer geplukt of uitgetrokken. In onze streek wordt ze 'schorreblom' of
'zwinblomgenoemd.
Hoe weet zeekraal te overleven in deze zoute, luchtloze blubber?
Zoals bekend trekt zout water aan, dus een normale plant zou van zoutwater uit
drogen. Zeekraal heeft zich aangepast door via de wortels zoveel zout in haar weefsel
op te slaan, dat ze water kan opnemen uit het bodemvocht. Na regenval bij laag
water nemen de wortels snel veel water op. In de rolronde, bladloze stengel met z'n
vertakkingen kan dat water opgeslagen worden zónder dat er veel verdampt. Het
oppervlak is immers klein ten opzichte van het volume.
De plant kan voldoende zuurstof uit de lucht halen om in die behoefte te voorzien.
Aan die aanpassing is wel een zekere beperking. Zo is gebleken dat zeekraal niet of
nauwelijks in zoutwater kan ontkiemen en dat hiervoor een tijdelijke ontzilting tot
brak water [dus regenval bij laag water] nodig is. In deze tijd vertonen de platen
waar zeekraal ontkiemt vaak algenbloei en kan men op de met water verzadigde
modder een zilverglanzend laagje zien liggen, bestaande uit miljarden zuurstof
belletjes die geproduceerd zijn door het kiezelwier Pleurosigma. Waarschijnlijk
profiteren de kiemplantjes in mei en juni van deze zuurstofbron.
11