DE HOOGE PLATEN IN 1986 Februari 1986; kou, ijsschotsen en zeehonden, voor het eerst weer sinds jaren. Op 16 februari waren er maar liefst 5 exemplaren. Daarna zijn er nog vaak twee, drie gezien; een keer vier stuks en bijna dagelijks een, tot dat ze begin juni ook verdwenen was aan de zuidkant van de Hooge Platen. Aan de noordkant zijn er daarna nog regelmatig twee gezien door de rijkspolitie te water. Voor de ontwikkeling van de vegetatie op de Bol had de strenge winter zowel voor- als nadelen. De strenge vorst ging gepaard met langdurige en krachtige oostenwind, waardoor de bovenste centimeters snel uitdroogden, de spring vloeden beneden niveau bleven en het zand massaal ging verstuiven. Begin maart lag er een "deken" van plaatse lijk tien centimeter stuifzand over de duintjes en de stuifschermen. IJsschot sen lagen her en der opgestapeld en hadden plaatselijk veel schade toege bracht aan de stuifschermen. De vorst zelf was diep in de grond doorge drongen en even bestond de vrees dat aan het oppervlakkig wortelende Bies- tarwegras een gevoelige klap was uitgedeeld. Pas half april vertoonden de duintjes weer tekenen van leven en kreeg het groen geleidelijk de overhand over het dorre geel. Intussen had het beheerswerk al een aanvang genomen. De vorig jaar aangeplante Strandkweekduintjes werden uitgebreid, de rijsthoutschermen ver nieuwd en met rijen paaltjes versterkt en tenslotte werd de Ring weer volledig opgeknapt. Het spreekt vanzelf dat hier weer vele uren noeste arbeid in is gestoken. De soms grote opkomst was bijzonder bemoedigend en heeft er toe bijge- gedragen dat, ondanks het slechte weer, toch weer veel werk is verzet. Op 23 april liet de eerste Dwergstern zich zien, Visdieven waren er toen al wat meer en op 26 april werd het eerste legsel van de Strandplevier gevonden: 1 ei. De vogelwereld was duidelijk volop in beweging. Wintergasten zoals hoog noordelijke steltlopers waren er nog met duizenden, vroege broedvogels zoals Aalscholvers en Kieviten vlogen dage lijks in kleinere en grotere groepjes over en van de echte zomervogels zoals de sterns waren de eersten pas gearriveerd. Tijdens de laatste dagen van april en de eerste dagen van mei kwam de Op de Hoge Platen bevindt zich nog steeds de grootste kolonie van Dwerg sterns van Nederland voorjaarstrek goed op gang. Zwaluwen, kwikstaarten en Graspiepers, Bruine kiekendieven, Goudplevieren en 3 mei zelfs een Hop. De Dwergsterns nemen tot half mei maar langzaam in aantal toe; op 12 mei werden er wel 350 Visdieven op de duintjes geteld. Vanaf de 16e mei concentreerden de Dwergsterns zich steeds meer op de Bol: 60 ex., op 18 mei 100 ex. en op 19 mei 130 ex. Aan vankelijk zag het er naar uit dat velen buiten de Ring een nestplaats kozen. Een opkomende springvloed verkleinde echter dagelijks de beschikbare broed ruimte, totdat op 23 mei alleen de Ring nog droog bleef en met hoogwater een groep van zo'n 80 Dwergsterns in de Ring landde. De dagen erna nam dit aantal nog toe. Op 25 mei bedroeg het aantal nesten 40 en op 1 juni waren er al 114. Vanaf 4 juni werd het weer slechter, met als dieptepunt de 6e juni. Regen- Scholekster met jongen. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1986 | | pagina 12