a»- Dwergsterns buien, noordwest 8 en een temperatuur van 12 graden; de watertemperatuur was met 14 graden nog hoger. Al dat natuurgeweld was te veel voor de Hooge Platen. Op een paar topjes van de duintjes na, ging de Bol kopje onder en slechts 75 paar Visdieven wisten de eieren droog te houden. De Ring was vernield. In allerijl werden een paar vrijwilligers opgetrommeld en is de dag erna het kunstwerk weer hersteld. Op 14 juni waren er weer 44 nesten van de Dwergstern en 295 van de Visdief en op 21 juni 1-27 respectievelijk 611. Ogenschijnlijk hadden de meeste vogels zich volledig hersteld van de 6 juni vloed. Toch was dit niet zo. In tegen stelling tot wat gebruikelijk is, hadden de vogels zich over een groot oppervlak verspreid waarbij de hoogste plaatsen niet optimaal werden benut. Bij de Dwergsterns leidde dit gedrag ertoe dat bij een niet eens zo hoge springvloed nog eens 90 nesten wegspoelden. Onverwacht maar gelukkig waagden veel sterns nog een broedpoging zodat er op 15 juli 150 broedparen van de Dwerg stern en 1000 van de Visdief waren. Verrassend was de vondst van een nest van de Bonte strandloper. In een open graspol werden twee eitjes gevonden. Helaas had een paar dagen later een Visdief de nestplaats in bezit genomen en zijn eigen eieren op die plek gedeponeerd met als gevolg dat de Bonte strandloper het nest verliet. Begin juli werden de eerste Dwergsterns geboren en als gevolg van het rustige weer in de eerste helft van deze maand groeiden de jongen snel op. Tegen het eind van de maand begon opnieuw een periode met slecht weer qn opnieuw bereikte de Westerschelde een hoge waterstand. Op twee plaatsen kwam het water de Ring binnen en alleen in het centrum waren nog droge plekken. Kuikens van buiten de Ring nestelende sterns verdronken meteen, anderen die met het relatief koude water in aanra king waren geweest stierven een paar uur later aan onderkoeling. Daar kwam nog bij dat de ouders onvoldoende in de gelegenheid waren de jongen op te warmen en het troebele water de visvangst sterk belemmerde, met als gevolg dat de visaanvoer naar de jongen sterk stagneerde. In de dagen erna werden steeds opnieuw nog dode kui kens gevonden, wellicht dat de gevolgen van onderkoeling hier debet aan zijn. Uiteindelijk zijn alle jonge Dwergsterns die ten tijde van de springvloed jonger dan 16 dagen waren gestorven. Onge veer 40 paar Dwergsterns hebben wel jongen grootgebracht. Ook bij de Visdieven en de Kluten was de sterfte groot, zodat bij deze soorten door resp. ca. 350 paar en 2 paar de jongen zijn grootgebracht. Het is bij de Dwergsterns het tweede achtereenvolgende jaar dat er betrek kelijk weinig jongen zijn uitgevlogen. Een tijdelijke inzinking van de jongen- produktie heeft geen gevolgen voor de omvang van de kolonie, aangezien Dwergsterns vrij oud kunnen worden. Een facet wat wel onze aandacht vraagt en wat van invloed kan zijn op de grootte van de Dwergsternkolonie is de omvang van de Ring. De Ring wordt ieder jaar opnieuw aan gelegd, waarbij gebruik wordt gemaakt van de van nature hoogste plekken. Als gevolg van storm en getij is de plaats en omvang van de hoogste plek aan veran dering onderhevig. De laatste paar jaar is de basis waarop de Ring wordt gebouwd sterk gekrompen wat er toe he&ft geleid dat de omvang van de Ring is afgenomen van 0,25 ha in 1979 tot 0,16 ha in 1986. In deze zelfde periode is de Dwergsternkolonie meer dan ver dubbeld. Deze ontwikkeling heeft er toe geleid dat in 1985 en 1986 veel Dwerg sterns buiten de Ring tot nestelen kwamen. Dat de Ring de Dwergstern nog steeds de beste kansen op broed- succes biedt, blijkt wel uit het feit dat de succesvolle paren van 1986 in de Ring nestelden. Hoewel er sprake is van een zekere ontzanding in de omgeving van de Ring, is voor de nabije toekomst enig opti misme wel gerechtvaardigd. Aan de westzijde van de ring (en ook de duintjes) ontwikkelen zich grotere en kleinere zandruggen, die vooral onder invloed van zware stormen in hoög tempo vanaf de Plaat van Breskens in de richting van de Bol worden gediri geerd. Hoe dichter deze zandruggen echter tot de Bol genaderd zijn, hoe trager de verplaatsing verloopt. Plaat selijk, met name ter hoogte van de duintjes, zijn dergelijke zandruggen in middels wel met de Bol gefuseerd en op die plaatsen heeft de Bol een forse westwaartse uitbreiding kunnen onder gaan. Ter hoogte van de Ring is het nog niet zo ver, met als gevolg, zij het wel al in lager tempo, dat hier nog steeds ontzanding plaats vindt. Het wachten is op het moment dat de natuur weer het evenwicht heeft her steld. Dit jaar, 1987, wordt het tiende jaar dat we met behulp van beheersmaatregelen de broedvogelstand en het broedsucces positief willen beinvloeden. Vooral de laatste paar jaar is steeds duidelijker naar voren gekomen dat er, naast een aantrekkelijke broedvogelstand, ook een aantrekkelijk landschapstype tot ont wikkeling komt. De duintjes zijn uitgegroeid tot zo'n 80 meter lengte en aan de lijzijde van deze duinenrij begint een klein schor tot ontwikkeling te komen. Momenteel vooral nog Zeekraal, Schor- rekruid en Kweldergras. De meeste andere schorreplanten zijn nog maar spaarzaam vertegenwoordigd maar bij een verdere ophoging van het gebied zijn er ook voor deze soorten zeker uitbreidingsmogelijkheden. Op de begroeiing verbleven in november zo'n 45 Fratertjes, terwijl in september 11

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1986 | | pagina 13