Schatting van hat aantal
bijvangsten ki l Jaar
42.596
bekend, evenmin als de omvang van de
natuurlijke sterfte. Ook weet men niet
wat de belangrijkste aantalsbeperkende
faktoren van deze soort zijn.
SCHADE
Het liefst graaft de muskusrat een burcht
in oevers langs watergangen en kreken.
Een burcht heeft een juist onder de
waterspiegel gelegen ingang, die schuin
omhoog loopt naar de kamers. Naarma
te het hol langer in gebruik is, worden er
meerdere gangen en kamers gegraven.
Dit kan inzakking van dammen en
slootkanten tot gevolg hebben.
Een ander probleem vormt het inzakken
van landbouwwegen en schouwpaden
naast sloten. Door het gewicht van ma
chines of voertuigen kan het onderlig
gende holenstelsel inzakken en de ma
chine kantelen. Ook kan vee plotseling
met een poot in een gang wegschieten en
een poot breken. Voor de ingang van de
burcht ligt een zandwaaier van vergraven
grond. Dit belemmert de waterstroming,
zodat men sloten vaker moet uitdiepen.
Ontegenzeggelijk kan de graafschade
plaatselijk aanzienlijk zijn en soms grote
problemen veroorzaken. Andere schade
dan graafschade treedt nauwelijks op.
Bij hoge dichtheden ontstaat lokaal wel
eens vraatschade aan landbouwgewassen.
Soms knagen muskusratten visfuiken
open, wanneer ze daarin gevangen raken
en zichzelf bevrijden.
VANGEN
Met de instelling van een muskusratten-
bestrijdingsdienst hoopte de overheid de
verspreiding van de muskusrat tegen te
houden. Dat is ijdele hoop gebleken; het
aantal gevangen muskusratten steeg van
1500 stuks in 1960 tot 221.000 in 1985.
De bestrijding van de muskusrat gebeurt
in Nederland uitsluitend met mechani
sche middelen. Veel gebruikt zijn klem
men, vangkooien en fuiken. De klemmen
doden de dieren vrijwel nooit direkt.
Daardoor is de slagkracht te gering en de
muskusrat te stevig gebouwd. Het ge
vangen dier verdrinkt in 3 tot 4 minuten.
Tijdens de trektijd worden ook fuiken
gebruikt. Vaak plaatst de vanger een
fuik in kombinatie met een gazen net
werk, dat de doorgang afsluit en de
muskusrat naar de fuik leidt, waar het
dier na zo'n zeven minuten verdrinkt. In
de trekperioden (maart-april en septem-
ber-november) is er een piek in de
vangstaantallen.
BEZWAREN
Aan het vangen kleven een aantal be
zwaren. Het is erg arbeidsintensief en
dus duur. Bij het vangen is er een groot
probleem: 25% van de gevangen dieren
is geen muskusrat. Hierdoor neemt niet
alleen de vangkracht met een kwart af,
maar het toont ook de geringe selektivi-
zoogdieren
28.572
woelrat
19.933
bruine rat
5.927
rest
712
vogels
3.232
waterhoen
1.605
wilde eend
1.232
dodaars
243
rest
152
vissen
10.741
voom
5.345
snoek
2.419
zeelt
1.237
baars
887
karper
327
rest
526
diversen
2.052
kikkers
972
krabben
446-
padden
390
rest
175
teit. Ongewild worden veel dieren het
slachtoffer, zoals woelrat, bruine rat,
zeelt, snoek, waterhoen en wilde eend.
Ook worden regelmatig minder algemene
soorten als bunzing en dodaars gevang
en. Vooral bij het duiken raken vogels in
de klemmen en fuiken verzeild. De bun
zing struint bij lage waterstanden de
gangen van de burchten af op zoek naar
prooi (muskusrat) en loopt dan de kans
in een drooggevallen klem te geraken.
Winterhui.
Er is meer mis met het vangen. Elke
evaluatie met betrekking tot de zinvol
heid ontbreekt. Tot nu toe is de mus
kusrat nergens tegengehouden of verdre
ven. Ondanks de telkenjare groter wor
dende vanginspanning heeft hij kans
gezien zich over heel Nederland te ver
breiden. Schijnbaar heeft de jaarlijkse
vangst van 200.000 exemplaren geen
zichtbare beperkende invloed op de po
pulatie. De muskusrat is blijkbaar uit
stekend instaat een hoge sterfte op te
vangen en verliezen te kompenseren. Het
vangen vervangt waarschijnlijk een deel
van de natuurlijke sterfte.
Feitenkennis over het sociale leven, na
tuurlijke sterfte, overlevingspercentage
en dergelijke bestaat nauwelijks. Gege
vens over aantallen vangers en gevangen
dieren zijn keurig verzameld, maar een
indruk van de effekten op de populatie-
omvang of de mate waarin schade wordt
voorkomen, bezit de overheid niet. Men
behoort te weten of een maatregel het
beoogde doel bereikt. De overheid pro
beert er niet eens achter, te komen, al
thans ze stelt er geen geld voor beschik
baar. Bij klachten uit de hoek van de
waterbeheerders en landbouwers worden
gewoon meer vangers aangenomen, hoe
wel die resultaten eerder wijzen op een
doodlopende weg.
Wat dan wel? Allereerst is belangrijk te
weten, dat de muskusrat lang niet overal
schade aanricht. Enige relativering van
de werkelijke gevaren kan geen kwaad,
want de schadegevoeligheid is meestal
kleiner dan men denkt. Een mogelijkheid
is het verminderen van de gevoeligheid
voor graverijen. Knelpunten zitten in de
kleine waterbouwkundige werken als
sloten en dammen. Slootkanten kunnen
iets minder stijl worden gemaakt, waar
door ze veel minder snel instorten. Het is
goed mogelijk objekten aan de muskus
rat aan te passen. Dat kost geld, maar
vangen en herstel van schade eveneens.
Wellicht kan het bestrijden worden ver
vangen door een iets intensiever onder
houd. Verhoging van het waterpeil,
zodat de holen onder water komen
staan, dwingt de dieren te verhuizen. Bij
het onaantrekkelijk maken van het
milieu voor de muskusrat is een heel
skala aan mogelijkheden denkbaar. Een
beetje inventiviteit is nooit weg, de
muskusrat is er nu eenmaal.
De huidige muskusrattenbestreiding is
dweilen met de kraan open. Men doodt
dieren, maar er komen er niet minder
door. Gegevens over de effektiviteit zijn
niet voorhanden. 'Nog meer vangen in
de hoop dat het dier ooit uitgeroeid
wordt', luidt het motto van de overheid.
Uitroeiing is echter hoogst onwaar
schijnlijk. Verstandig op deze dieren in
springen is een heel andere zaak. Laat de
overheid daar eens mee beginnen.
Rienier Akkerman.
11