BSiy^alig KOOS VAN XEcn vederlichte wanhoop Een vederlichte wanhoop van Kees van Zomeren met tekeningen van Peter Vos. Te bestellen door overmaking van 29,50 op gironummer t.n.v. Vogelbescherming, Zeist, onder vermelding van de titel van het boek. EEN VEDERLICHTE WANHOOP Iedereen die van vogels een hobby heeft gemaakt, bekijkt de wereld met andere ogen. Bij elk jaargetij horen aparte vogels, evenals bij elk type terrein. Zomertalingen zie je niet in de winter, nonnetjes niet in een kloostertuin. Maar waar vogels figureren in boek of film blijkt wèl van alles mogelijk. Tot grote ergernis van de vogelaar. Het is heel sto rend een koekoek te horen roepen, terwijl op het filmdoek een besneeuwd landschap wordt getoond. Ik ken iemand, die de filmzaal zelfs demonstra tief verliet na het aanschouwen van een vlucht wilde eenden. Maarten 't Hart maakt zièh sterk voor een waardige plaats van de natuurbe schrijving in de Nederlandse literatuur. Het geeft zonder meer een extra dimen sie aan een boek, als een auteur met kennis van zaken planten en vogels be schrijft, al doet 't Hart het, vind ik, wat te onbeschaamd. De dagboeken van Hans Warren (regelrecht voortgekomen uit zijn natuurdagboeken) krijgen door de natuuraantekeningen voor elke na- tuurvo rser iets extra's mee. Zijn be schrijvingen van de schorren van de Kaloot stemmen me weemoedig over al dat verloren schoons. De vraag of Bloem in een gedicht nu wel of niet een nachtegaal mag laten zingen in het hartje van Amsterdam gaat met een beetje ver. Elk boek waarin ik iets van mijn natuurervaringen terugvind, kan op bij zondere belangstelling rekenen. Een bundel verhalen, waarin de verwondering van de vogelaar breed wordt uitgemeten is helemaal het einde. Als er weer eens iemand niets begrijpt van die vogelmanie en er geen uitleggen aan is, rest slechts 'Een vederlichte wanhoop'. (TK) Storm maakte het raadzaam beschutting te zoeken. Daarom het Vijver bos, een rommelige verzameling hout rondom een ondiepe vijver. De wind raasde als een spoortrein door de bomen. Alles kraakte en kreunde en zwiepte willoos heen en weer. Wat voel je je dan aangenaam nietig. Afgezien van de strijkages van een fuut op het vijverwater was weinig vogelacti viteit te bespeuren. In liet mijn gedach ten op hun beloop en ze gaven me een paar zinnen in overweging voor het ver haal waaraan ik diende te werken. Ondertussen genoot ik van de warmte van mijn parka. Maar het oog bleef waakzaam en werd op een gegeven moment getroffen door een roetbruine beweging in de struiken. Het had een oud herfstblad kunnen zijn, maar het was een winterkoninkje. Hij klauterde vanaf de bodem omhoog langs een wilgenstengel. Daarbij hield hij zijn kopje afgewend, zodat hij over zijn schouder moest kijken om mij in de ga ten te houden. Zo keek hij me, nu eens links, dan eens rechts langs zijn opge richte staartje glurend. Hij sperde zijn snaveltje open en begon te schelden. Als indringer gebrandmerkt slenterde ik verder. Weldra voerde de wind de slagen van eenkerkklok aan. Drie. De toren van Harmeien. Bij dit bos gebeurde destijds het treinongeluk. En geen vogel heeft zich erom gekommerd. Eenmaal thuis waren de zinnen voor het verhaal verdwenen. In plaats van te werken mijmerde ik over het winter koninkje. Als hij zo groot was als ik, vroeg ik me af, hoe groot zou ik dan zijn? Een winterkoning meet zeven centimeter [staart buiten beschouwing gelatenen weegt ongeveer zeven gram. Vergroot je hem tot een mens en de mens vervolgens met dezelfde factor, dan krijg je iemand met een lengte van vijfenveertig meter en een gewicht van bijna achthonderdvijftig ton. Een soort kerktoren, maar met een hoofd, ogen en armen. Ik geloof niet dat ik zou durven kijken als ik zo iemand tegenkwam. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 15