figuur 1.Het onderzoeksgebied en de ligging van de 'extra
boomkikkerputten in West Zeeuws Vlaanderen.
gekozen waarvoor, in het kader van de
voorbereidingen, de onderzoeksgegevens
zo snel mogelijk beschikbaar moeten
zijn. (zie het gearceerde gebied van
figuur 1). Het onderzoek sloot tevens
aan op het amfibieënonderzoek, dat
sinds 1979 door het Rijksinstituut voor
Natuurbeheer in hetzelfde gebied wordt
uitgevoerd. Door onderlinge afstemming
van de onderzoeksvragen kon tevens een
bijdrage aan dit projekt worden gele
verd. Het doel van dit inventarisatie-on
derzoek was het verkrijgen van gegevens
betreffende de funktie van de put als
voortplantingsbiotoop voor amfibieën,
en de omstandigheden waarin deze
biotopen verkeren, waarbij uiteindelijk
beheersadviezen opgesteld konden wor
den. Tevens werd er aandacht geschon
ken aan de voor amfibieën relevante
leefomstandigheden die het voorkomen
en de verspreiding bepalen.
Tijdens de eerse weken van het
onderzoek werd naast een kennismaking
met West Zeeuws-Vlaanderen en de
afbakening van het onderzoeksgebied,
informatie verzameld over de lokatie van
de (resterende) veedrinkputten in dit
gebied. Een algemene inventarisatie op
het voorkomen van veedrinkputten in
het landschap was niet nodig. De
lokatiegegevens konden van vier ver
schillende inventarisatiekaarten overge
nomen worden. Dit bespaarde veel tijd!
Gedurende het verloop van het onder
zoek werden de in het onderzoeksgebied
gelegen veedrinkputten drie maal be
zocht, waarbij gegevens werden geno
teerd over de aanwezige amfibieën, de
voor amfibieën relevante leefomstandig
heden en de onderhoudstoestand van de
veedrinkput.
Bij een vierde bezoek werden watermon
sters genomen die bij het RIN te
Arnhem geanalyseerd zijn op zuurgraad
(pH), elektrisch geleidingsvermogen
(EGV), calcium- (Ca 2 en chloride
(C1-) gehalte.
De in het onderzoeksgebied gelegen
veedrinkputten zijn voornamelijk in de
graslandpercelen van het polderland en
dekzandgebied gesitueerd. Daarnaast zijn
er een beperkt aantal aanwezig op de
lagere vochtige gronden in de duin
strook. Van de in eerste instantie 256 op
nummer gebrachte veedrinkputten zijn er
77 gedempt. Voor 8 putten werd geen
toestemming tot onderzoek verleend
door de eigenaar, terwijl 1 drinkput
afviel vanwege de moeilijke bereikbaar
heid. Er bleken dus 170 veedrinkputten
Tabel 1:
Het aantal putten waarin de verschillende soorten amfibieën zijn
waargenomen en het percentage van het totaal aantal bemonsterde
putten (n 170)
soort aantal putten percentage
Boomkikker 22 12,9
Groene kikker komplex 2 1,9
Bruine kikker 57 33,5
Gewone pad 70 41,2
Rugstreeppad 1 0,6
Kamsalamander 6 3,5
Kleine watersalamander 39 22,9
Tabel 2:
Voorkeur amfibiesoort voor een bepaalde waterkwaliteit
soort
PH
EGV
Ca
Cl
min. max.
min.
max.
min. max.
min
max.
Boomkikker
6,9 9,3
15
748
12
77
9
213
Groene kikker komplex
7,0 9,6
39
44
30
42
19
35
Bruine kikker
6,6 9,6
15
246
6
590
9
202
Gewone pad
6,9 9,6
36
748
30
145
16
1300
Rugstreeppad
8,6 8,6
46
46
34
34
47
47
Kamsalamander
7,2 9,6
36
117
30
73
35
155
Kleine watersalamander
6,5 9,5
15
748
10
152
9
200
4