beschikbaar voor onderzoek waarvan in 56 putten (33%) geen amfibieën waarge nomen zijn. In het onderzoeksgebied komen de volgende amfibieën voor: Boomkikker (Hyla arborea), Groene kikker komplex (Rana esculenta complex), Bruine kikker (Rana Temporaria), Gewone pad (Bufo bufo), Rugstreeppad (Bufo calamita), Kamsalamander (Triturus cristatus) en Kleine watersalamander (Triturus vulg- garis). Van deze soorten zijn Bruine kikker, Gewone pad en, in iets mindere mate, de Kleine watersalamander een algemeen fauna-element in het onderzoeksgebied te noemen. Dit in tegenstelling tot Boom kikker, Kamsalamander, Rugstreeppad en Groene kikker komplex. Deze soorten zijn in het onderzoeksgebied zeldzaam en ernstig bedreigd. Dit weerspiegelt zich in de verspreiding van deze zeven soorten. De als een algemeen fauna-element getypeerde drie soorten hebben een grote verspreiding bereikt, terwijl de vier zeldzame soorten een disjunkt versprei dingsbeeld te zien geven waarbij het gaat om sterk geïsoleerde populaties, als je daar, zeker in het geval van Groene kikker komplex en Rugstreeppad, al van mag spreken! In tabel 1 is per amfibiesoort het aantal putten aangege ven, waarin de desbetreffende soort is waargenomen. De verspreiding van de amfibieën in het onderzoeksgebied wordt door een aantal faktoren beperkt. Dit zijn: het zoutge halte van het oppervlaktewater in sommige veedrinkputten, sloten en andere lijnvormige wateren), het vlakke en open karakter van het landschap door de grote afmetingen van aaneengesloten landbouwgronden en daaraan gerelateerd het (bijna) afwezig zijn van kleinschalig en gedifferentieerd ingericht land, het ontbreken van voldoende terreinen waar verscheidene putten bij elkaar liggen, het kunstmatig laag houden van de grond waterstand waardoor op veel plaatsen geschikte voortplantingswateren ontbre ken, de bodemsamenstelling en het ontbreken van het juiste landbiotoop. Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander komen in veel putten naast elkaar voor. In 'Boomkikkerput ten' zijn vaak Gewone pad en Kleine watersalamander aanwezig terwijl de Kamsalamander^ daar een zeer zeldzame verschijning is. Daar tegenover staat dat in 'Kamsalamanderputten' altijd de Gewone pad voorkomt. De kombinatie Rugstreeppad - Groene kikker komplex is nooit waargenomen. Hieruit vloeit voort dat binnen het onderzoeksgebied geen veedrinkput ligt waar alle zeven amfibie-soorten tesamen aanwezig zijn. Uit de analyse van de watermonsters (zie tabel 2) blijkt dat alle in het onderzoeksgebied aangetroffen amfibie soorten, min of meer een voorkeur voor zoet water vertonen (hoewel soorten als Rugstreeppad en Kleine watersalamander ook in zwak brak water voor kunnen komen). Naar voren is gekomen dat geen van de soorten in water met extreem hoge of lage pH-waarde voorkomt. De pH van het water varieerde van 6,6 tot pH 9,6. Het calciumgehalte in amfi- bieënputten yarieerde tussen 6 en 590 mg/1 waarbij waarnemingen boven de 150 mg/1 beschouwd kunnen worden als uitzonderingen. Ongeveer de helft van het aantal veedrinkputten waarinamfi bieën zijn waargenomen bevatte meso- ionisch water (EGV tussen 50 - 100 mS/m). De andere helft is bijna gelijkwaardig over meso-ionisch (tussen 20 - 50 mS/m) en poly-ionisch 100) water verdeeld. Door de komst van de waterleiding en de halfautomatische zelfdrinkers voor het vee zijn veel veedrinkputten overbodig Veedrinkput in de A usterlitzpolder geworden. Ze hebben hun gebruikswaar de verloren, worden daarom niet meer onderhouden en verlanden vanzelf. Ook worden ze dichtgegooid (gedempt), zodat met de veedrinkput uiteraard de bijbe horende levensgemeenschap ook ver dwijnt. Nu doet het harde feit zich voor dat het dempen en verdwijnen van veedrinkputten, en daarmee de voort- plantingsplaatsen van de amfibieën, in een schrikbarend hoog tempo verloopt. Van de overgebleven putten is bovendien nog maar een beperkt deel echt geschikt als voortplantingsbiotoop voor amfi- biieën. Het uitvoeren van onderhoud is daarom dringend gewenst. Het herstel len, graven en aanleggen van zowel voortplantings- als landbiotopen voor de amfibieën dient een aanbeveling. Daarop aansluitend is het van een grootste belang dat er een juist beheer toegepast wordt. De amfibieën zullen hiervan profiteren. De kans is groot dat de opgeknapte putten weer spontaan be volkt worden door deze dieren of dat bestaande populaties stabieler worden. De amfibieën zijn onze aandacht en hulp meer dan waard. Ze hebben alle steun nodig om de voortsluipende afkalving van hun voortplantings- en landbiotopen te overleven. Krijgen ze dat niet dan zullen slechts de minst kritische soorten overblijven en zal de diversiteit aan levensgemeenschappen en de daaraan verbonden faunistische elementen sterk gereduceerd worden in de toekomst! Kees Hessels 5

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 7