De geu len en kanalen die zullen worden
uitgediept staan in het donker aangege
ven. Ook de achterste plas staat dan
weer onder invloed van het getijden-
regime.
Zwingeul in het oosten van het reservaat
om de loop van de geul vast te leggen.
GEVOLGEN
Het ingrijpen in het gebied via het
aanbrengen van greppels en klepsluisjes
had grote invloed op de waterhuishou
ding, de bodemgesteïdhei en de vegeta
tie. De gevolgen voor de vegetatie waren
in eerste instantie vrij gunstig, maar in
.kombinatie met andere faktoren (betre
ding, afplagging) kan gesproken worden
van een negatieve invloed. Zowel de be-
greppeling als stagnerend, stilstaand
water hebben een nivellerende invloed op
de vegetatie. Door de maatregelen is een
situatie geschapen, die totaal afwijkt van
een natuurlijk schorgebied, het water
wordt dagelijks opgehouden en loopt
maar langzaam weg.
De laatste ingrijpende maatregel, de
zandwinningsprojekten had en heeft ook
verstrekkende gevolgen. In de eerste
plaats trad er een grote wijziging op in
de waterhuishouding. Door het grotere
waterbergendvermogen van het reservaat
waren de stroomsnelheden in de Zwin
geul toegenomen. Daardoor vonden
afzettingen van zand plaats in grote
delen van het gebied, vooral in de
plassen zelf. De stroomsnelheid van het
water in de geulen van het zuid-oostelijk
schor nam echter af zodat daar klei en
slib werden afgezet. Door het ontstaan
van die grote wateroppervlakten werd
door opstuwing van het water een groter
deel van het schor overstroomd. Bij
stormvloed en sterke wind vond er zelfs
enige afslag plaats. Door die veranderde
overstromingsfrekwentie voor bepaalde
schorgedeelten, vond er ook een wijzi
ging plaats in de vegetatie. Door tege
lijkertijd enkele eilandjes aan te leggen
in de plassen, is de broedvogelstand van
bepaalde vogels in het Zwin aanmerke
lijk toegenomen. Vooral visdief en
kokmeeuw hebben hier van geprofiteerd.
In algemene termen kan gesteld worden
dat de invloed van de ingrepen in het
gebied gezien moet worden als een soort
vertraging in de suksessie. Hoewel er niet
gesproken kan worden van het verdwij
nen van bepaalde milieus zou bij een
meer natuurlijke ontwikkeling er waar
schijnlijk meer sprake zijn van meer
gedifferentieerde milieu's op meer plaat-
.sen binnen het gebied.
De ingrepen hebben een negatieve
werking gehad op de vegetatie in het
gebied. Als we de vegetatiekaarten
vergelijken van 1953 en van 1979 dan
zien we:
- door één soort gedomineerde vegetaties
zijn sterk toegenomen - over grote opper
vlaktes is devegetatie verdwenen of
slechts in zeer ijle bedekking aanwezig.
Bij een meer natuurlijke ontwikkeling
kan er over een grotere oppervlakte een
specifieke vegetatie ontstaan voor over
gangen als zout-zoet en laag-hoog te
karakteriseren als een groen strand.
VERZANDING
De laatste tien jaar is de verzanding,
vooral van de monding van de Zwingeul
in versneld tempo toegenomen.
Burggraeve noemt daar in het boek
'Zwin. Leven tussen land en zee' drie
redenen voor:
- de havenwerken van Zeebrugge, die
kilometers ver de zee insteken en
gevolgen heeft voor het stroompatroon
voor de kust;
- het opspuiten van het strand van
Knokke. Het zand spoelt weg en komt
voor een deel in het Zwin terecht;
- de afsluiting van de Oosterschelde.
Dat lijkt me stug, omdat de verzanding
al langer plaatsvindt en het zeewater
van zuid naar noord langs de kust
stroomt.
Binnen Rijkswaterstaat studeert men
momenteel op maatregelen die de ver
zanding tegen kunnen gaan en de mon
ding van de Zwingeul kunnen open
houden.
We gingen praten met Jon Coossen,
medewerker van de Dienst Getijdewa
teren (DGW) van RWS en betrokken bij
het onderzoek.
Hij vertelt dat een verzoek van het
Waterschap het Vrije van Sluis de aan
leiding voor het onderzoek vormde. Het
Waterschap vroeg aan de direktie
Zeeland van RWS te onderzoeken hoe de
Zwingeul in bedwang gehouden kan
worden. De geul verlegt zich regelmatig
in oostelijke richting en dat heeft in de
monding al tot afslag geleid. De direktie
14