PEPERBUSSEN EN MOLENZORG Rond de eeuwwisseling stond in elke plaats minstens 1 korenmolen. Hiervan zijn er maar acht gespaard gebleven. Hoofdzakelijk omdat de molenaars van hun molen hielden en ook omdat zij content waren met hun verdiensten en niet zo nodig opgenomen wensten te worden in de vaart der volkeren. Van deze ontwikkeling zijn de 7 peper bussen (rompen) in onze streek nog stille getuigen. Zij werden rond de crisisjaren (ca 1930) onttakeld, d.w.z. wieken, kap en eventueel de stelling en soms het binnenwerk werden gesloopt. Men plaatste één of meerdere maalstoelen onderin, die werden aangedreven al naar gelang de stand van de techniek door achtereenvolgens stoom-, zuiggas-, ruw- olie-, diesel-, of elektromotoren. De romp diende alleen maar meer als mo tor- en pakhuis en bij deze gratie zijn ze tot op heden nog bewaard gebleven. Sommige zijn nog in goede staat en kunnen bij restauratie zonder veel kosten weer als molen in gebruik worden ge nomen: De romp op Ter Hofstede, gebouwd in 1896 door 'Ties' van Dale uit Retran- chement en werd onttakeld in 1946. Hij is nog steeds in het bezit van de familie Risseeuw. De peperbusse in Nieuwvliet op het eind van de Dorpsstraat. Deze werd gebouwd in 1859 en stilgelegd in 1923. De romp in Groede aan de Oude Rijks weg op de grens met Breskens, gebouwd in 1858 en onttakeld in 1938. Deze 3 rompen staan ook nog goed op de wind, hetgeen niet gezegd kan worden van de molenromp aan de Badhuisweg in Cadzand. Deze werd gebouwd in 1848 en buiten werking gesteld in 1931. Met een tractor, die buiten opgesteld stond met een lange riem zoals dat ook ging met de 'doskasse', werden de maalstenen nog een tijdje aangedreven. De molen is ingericht als vakantiewoning, ook een vorm om de romp te bewaren. De romp van de molen aan de Molen dijk in Zuidzande is een buitenbeentje in het Landje van Kadzand. Het was een imposante houten achtkantige stelling molen, gebouwd in 1765 op een stenen onderachtkant en gedekt met riet. Dit type kwam alleen voor in de noordelijke provincies. De bedoeling van deze grote molen was er een veelzijdig bedrijf van te maken, maar op de één of andere manier is daar niets van terecht gekomen. Nu rest alleen nog de stenen onderbouw met de houten onderachtkant tot stel linghoogte. Op Draaibrug werd in 1821 spoedig na de inpoldering van de Aardenburgse Ha ven een Zeeuwse houten achtkant gebouwd. Hij werd in 1870 afgebroken en vervangen door een stenen stelling molen. De laatste eigenaar, de familie Aalbregtse, heeft in 1933 de molen ont takeld. De zoon van deze laatste mole naar, nog niet zo lang geleden overleden, vertelde mij eens, dat hij zich bij wijze van grap aan een wiek had laten vast binden en zo een luchtreisje maakte, waarbij hij op een gegeven moment de wereld op z'n kop zag. Vroeger werd dit als straf gedaan! De romp in Hoofdplaat, onopvallend in dit stille dorpje, werd gebouwd in 1850 en onttakeld in 1922. De zorg voor onze molens is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van hun eigenaars: particulieren, gemeentes of stichtingen. Zij krijgen voor het onder houd een overheidsbijdrage. 2400 gulden voor een molen die alleen voor de prins kan draaien (zonder maalinrichting) en 4000 gulden voor een molen die, zoals dat heet, maal vaardig is. De bijdragen worden alleen verleend aan de hand van aangeschafte materialen en/of gedane werkzaamheden. De subsi dieaanvragen worden ingediend bij de gemeentes, waarna deze de bijdragen uitkeren. Dat kan bij sommige gemeen tes wel 2 jaar duren. Zo kan een situatie ontstaan, dat een eigenaar 3 jaar op z'n geld moet wachten. Hierdoor komt hij al gauw in de verleiding om dan maar zo weinig mogelijk onderhoud te plegen met als gevolg dat na een aantal jaren er een dure restauratie moet plaats vinden waarvoor dan weer de gemeentes voor het grootste deel opdraaien. Schoondijke is daar een sprekend voorbeeld van! In de tweede plaats is er de vereniging 'De Zeeuwse Molen', die op alle moge lijke manieren tracht het Zeeuwse molenbestand op peil te houden en zo mogelijk uit te breiden. Zij adviseert ge vraagd en ongevraagd moleneigenaars bij subsidieaanvragen en bij reparaties en restauraties. Ze tracht de onderlinge band van de Zeeuwse molenaarswereld te versterken door het vertonen van films, het houden van lezingen en bijeen komsten. Verder heeft ze met de provin cie regelmatig overleg omtrent molen zaken. Een mooi voorbeeld hiervan is de nu in Zeeland ook toegepaste draai- premieregeling. Dit houdt in dat voor elke 300 omwentelingen van de bovenas er een provinciale bijdrage gegeven wordt van 1 gulden. Het aantal toeren wordt geregistreerd met een toerenteller. De broeiing van de regeling is dat de molens meer zullen draaien. Voor beroepsmolenaars is dit een welkome tegemoetkoming in de hoge kosten van onderhoud van de molen. Zij komen spelenderwijs aan 1 miljoen omwentelin gen! Voor een vrijetijdsmolenaar als ik mag je blij zijn met 150.000 omwente lingen en dan nog op een lichtlopende molen van Cadzand, waarbij de bijdrage dan de stichtingskas ten goede komt. Tenslotte is er het Gilde van vrijwillige molenaars, dat de opleiding tot vrije- tijds-, en soms ook tot beroepsmolenaar verzorgt, waarbij een officieel erkend di ploma behaald kan worden. Op deze manier tracht het gilde de kennis en vaardigheden van het molenaarsvak te behouden en dat de molens blijven draaien, al zal dat niet altijd zijn om te malen. Bovendien kunnen ze dan ook bezocht worden, zodat men het binnen werk kan bewonderen. De molens vormen op deze manier een toeristiese attraktie. Met deze aflevering eindigt het overzicht van de molens en rompen in onze streek. Ik hoop hierdoor nog meer belangstel ling gewekt te hebben voor één van de oudste ambachten. Net als bij de natuurbescherming is het werk van vrij willigers onontbeerlijk en dikwijls van invloed op het overheidsbeleid. Wie meer wii weten over de Zeeuwse Molen of het Gilde van vrijwillige molenaars in Zeeland kan zich tot mij wenden. Sjaak Herman Kloosterstraat 16 4524 BL Sluis tel. 01178-1744. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 3