De Groese Duintjes is een natuurgebiedje
aan de kust van West Zeeuwsch Vlaande
ren op een afstand van ca. 4 km. ten
westen van veerhaven Breskens.
Het is voor Zeeuws Vlaamse begrippen
een zeldzaam landschapstype: een onder-
gestoven poldertje ca. 15 ha. voor de dijk
verzwaring met wat duinvorming, waar
door het t.o.v. de omgeving betrekkelijk
hoog gelegen is (2,50 tot 4,80 m. NAP).
Het gebied kent een eigen waterhuishou
ding, dat gekenmerkt wordt door de aan
wezigheid van zoet water, dat in het
uiterste oostelijk en westelijk deel aan de'
oppervlakte komt. De ondergrond van het
gebied bestaat voornamelijk uit zand. In
het gebied komen door spontane duinvor
ming flinke hoogteverschillen voor. Al
deze kenmerken van het gebied, het zoet-
vochtige en zandige karakter, de hoogte
verschillen en het achterwege blijven van
enig vorm van beheer hebben een planten
groei doen ontstaan bestaande uit ver
schillende vegetatietypen. Deze zijn een
duinstruweel, duingrasland en duinvallei-
vege tatietype. Een spontaan struweel
langs de binnenduinrand zoals in dit ge
bied, wordt voornamelijk gedomineerd
door duindoorn, de kenmerkende struik in
kalkrijke duinen. Naast de duindoorn be
staat het struweel o.a. uit vlier, meidoom,
liguster, hondsroos en eglantier.
In de meer vochtige voedselarme gedeel
tes komt opslag van wilg voor. Door het
uitblijven van een maaibeheer wordt de
vegetatie op de meest vochtige delen
gedomineerd door riet. In potentie horen
deze vochtige delen van de Groesche
Duintjes tot het duinvallei-type. Dit blijkt
o.a. uit het voorkomen in deze rietvelden
van planten als rietorchis en watemavel.
Echt duingrasland is in het gebied niet te
vinden. Wel komen kenmerkende soorten
van dit vegetatietype, zoals echt walstro
en duinruit voor langs de zuiddijk en op de
open plekken in het struweel. Duinvegeta
ties en met name het duinvalleitype zijn in
ekologisch opzicht bijzonder waardevol.
Duingebieden zijn in internationaal op
zicht zeldzame landschapstypen en door
allerlei aktiviteiten in het duingebied zo
als de drinkwaterwinning en ontginning
zijn vochtige duinvalleien nog zeldzamer
geworden.
Vooral het dichte struweel zorgt ervoor
dat het gebied nestgelegenheid biedt voor
veel zangvogelsoorten. Interessante soor
ten daarbij zijn de nachtegaal, de sprink-
haanrietzanger, braamsluiper en ransuil.
Van de broedvogels staat de grasmus op
de lijst van met uitroeiing bedreigde of
speciaal gevaar lopende soorten, opge
steld op 28 november 1985 door de
Minister van Landbouw en Visserij.
Daarnaast strijken in winter- en trektijd
veel vogels neer in het struweel om voed
sel en rust te zoeken. Het gebied ligt op
een gestuwde trekroute, waardoor er meer
vogels zijn aan te treffen dan in vergelijk
bare gebieden in het binnenland. Ook
vogelsoorten die regelmatig proberen hun
broedgebied naar het noorden te verleg
gen gebruiken een gebied als de Groesche
Duintjes als een soort steunpunt. Een
voorbeeld hiervan is de cettis zanger, die
zich t.o.v. de rest van het land hier snel
vestigde en er het langst stand hield.
Naast het struweel voert het rietmoeras
aantrekkingskracht uit op speciale vogel
soorten. Hierin broedt de kleine karekiet
en de bosrietzanger. In het riet bevindt
zich 's winters regelmatig een slaapplaats
van de blauwe kiekendief (tot 8 exempla
ren) en in het struweel roesten ransuilen
(tot 12 exemplaren).
De Groesche Duintjes stond bekend als
de voortplantingsplaats van de zeldzame
boomkikker. Het is echter alweer enkele
jaren geleden dat er roepende kikkers zijn
gehoord. De voortplantingsplaats was
een put onder aan de voet van de zuiddijk
ter hoogte van het Paviljoen. Deze put is
nu vrijwel verdwenen en niet langer ge
schikt. Wel zijn dit vooijaar kleine- en
kamsalamanders aangetroffen in het ui
terst zuidoostelijk deel van het gebied.
Na de dijkverzwaring restte van dit gebied
nog ca. 10 ha., en dit was voor 'tDuumpje
aanleiding het waterschap te vragen of zij
genegen was het te willen beheren als een
natuurgebied. In principe was zij hiertoe
bereid, waarna 't Duumpje, samen met
Prov. Waterstaat een beheersplan opge
steld hebben. Dit is aangeboden aan het
dagelijks Bestuur van het Vrije van Sluis,
die het plan daarna in grote lijnen goed
keurde. In 't vroege vooijaar van 1987 is
het waterschap zelf dan begonnen met het
afzetten van wilgenopslag in het oostelijke
stuk. Het afvoeren van het afgezette ma
teriaal bleek te arbeidsintensief, zodat
besloten werd het ter plaatse te verstoken,
begrijpelijk, maar niet in overeenstem
ming met de opzet. Het werd dan ook
alras stopgelegd, en besloten werd om het
met vrijwilligers trachten te doen. Als van
de hemel gezonden kreeg S.L.Z. een 2-tal
aanvragen van studentenverenigingen
voor werkkampen: het moest zwaar en
vuil werk zijn! Dit paste precies in ons
straatje, en alras werden afspraken ge
maakt met het gevolg dat in de periode
laatste helft augustus tot begin september
1987 2 studentenwerkkampen aan de slag
gingen. Stobben werden uitgegraven en
uitgedragen, evenals takhout, riet en hooi,
dat tevoren door het waterschap afgezet
en gemaaid was.
In totaal is door ca. 120 man 2400 uren
gewerkt. In de 2e helft van september toog
een groepje door-de-weekse vrijwilligers
van de ''overkant'" aan het werk: met de
zeis werd een stuk riet in het westelijk deel
gemaaid, maar dit bleek niet genoeg op te
schieten, waarna met de motormaaier nog
een stuk gedaan werd. Het waterschap
heeft de rest gemaaid, en het maaisel werd
afgevoerd naar de weg. In totaal is hieraan
door ca. 5 man 110 uur gewerkt. Alle uit
gedragen materiaal werd door het water
schap afgevoerd naar een nabijgelegen
brandplek. De begeleiding van, en toe
zicht op de werkzaamheden, het werk
overleg met het waterschap, en de huis
vesting van de werkkampen, werden ver
zorgd door de Stichting Landschapsver
zorging Zeeland.
januari 1988. Sjaak Herman.
12