OEVERS Ten noorden van Antwerpen staan de oevers van de Schelde onder invloed van brak water. Daar vinden we de brakwaterschorren en slikken waaronder het "Galgeschor" en de slikken van "Het Groot Buitenschoor" te Zandvliet. Onder schone omstandigheden zouden deze schorren en slikken evenals die van de Westerschelde waardevol zijn voor planten en vogels. Verder stroomopwaarts waar de Durme de Schelde binnenstroomt (bij Tielrode) vinden we de laatste stukjes zoetwater- getijdeschorren. De oevers ondervinden hier nog invloed van het getij waardoor ze bij vloed overspoeld worden met zoet water. We vinden hier veel riet maar ook dotterbloemen. Slikken schorren onder invloed van zout, brak of zoet water behoren tot de meest zeldzame natuur gebieden in België. Door inpolderingen maar ook watervervuiling is er nog maar heel weinig van overgebleven. Lozingspunt langs de Schelde De oevers van de zijrivieren van de Schelde zijn voor het grootste gedeelte verhard wat de natuurwaarde sterk verminderd heeft. WATERDIEREN EN -PLANTEN Tot zover de oevers. De Schelde, haar zijrivieren en talrijke beken zouden een grote variatie aan waterdieren en -planten kunnen hebben. Jammer genoeg moeten we een nog treuriger verhaal houden dan voor de oevers. De natuur waarde van het water is praktisch nul. Alleen de bovenloop van de Kleine Nete heeft nog enige biologische waarde, De Schelde, haar zijrivieren en beken zouden de moeite waard kunnen zijn maar worden helaas enorm vervuild! VERVUILING De Schelde is zo sterk vervuild, dat bijna het hele stroomgebied het predikaat zwaar verontreinigd gekregen heeft. He zuurstofgehalte van het Scheldewater is gedurende bepaalde delen van het jaar zo laag dat er geen leven meer in moge lijk is. Daarnaast komt er een grote hoeveelheid aan zware metalen en indus- triechemicaliën in het water en gebonder aan de onderwaterbodem voor. Wie veroorzaken deze vervuiling? De vervuilers zijn in drie grote groepen te verdelen: 1de bevolking 2. de industrie 3. de landbouw Organische stoffen. De bevolking (via het riool), de land bouw (via de mest) en de voedingsindus trie vervuilen de Schelde met zogenaam de organische stoffen. Deze stoffen zijr niet giftig en goed afbreekbaar. Niets aan de hand zou je zeggen. Niets is minder waar. Deze stoffen zijn een voe dingsbodem voor algen en bakteriën, die massaal gaan groeien en daarvoor veei zuurstof nodig hebben. Het zuurstof gehalte in de Schelde en de zijrivieren is dan ook zo laag dat de vissen en andere waterdieren er niet meer kunnen leven. Dit type vervuiling kan in korte tijd sterk verminderd worden door het bouwen van rioolwaterzuiveringsinstalla ties. In België zijn veel te weinig var: deze zuiveringsinstallaties in werking. Ir de eerste helft van deze eeuw bleef België achter met de bouw (1940:8 in België tegen 29 in Nederland). Na de tweede Wereldoorlog werd de Wet op de Be scherming tegen Watervervuiling aange nomen. Een goede wet, maar de uitvoe ring bleef achter. In 1971 een nieuwe wet.... en nog steeds, anno 1988, loost Brussel het huishoudelijk afvalwater ongezuiverd op de Zenne, een zijrivier van de Schelde. Pas in 1992 verwacht men de eerste Brusselse rioolwaterzuiveringsstation ir. gebruik te nemen. In 1985 werd in Ne derland ongeveer 5 maal zoveel afval water uit huishoudens en de industrie gezuiverd dan in België. Toch is er ook wat verbeterd. Sinds 1980 zijn in de provincie Antwerpen veel stations in werking getreden. Een belangrijk deel hiervan dient voor de zuivering var: industrieel afvalwater. De organische stoffen die in de Schelde geloods worden vis via het polderwatei zijn moeilijker te verwijderen maar we: kan het direkt lozen van mest op sloter. voorkomen worden. Zware metalen en industriechemicaliën. Naast de orchanische stoffen worden ei door de industrie metalen en allerlei zeer giftige en moeilijk afbreekbare industrie chemicaliën op de Schelde geloosd. Dc zuivering van industrieel afvalwater dat deze stoffen bevat is moeilijker maar hef kan vaak wel. Er zijn specifieke zui veringsmethoden en het produktieproces

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 6