der dan die van de Grote stem en loopt, op grond van de lengte van de broedcyclus, zo'n 25% minder kans het legsel door overspoeling te verliezen. Toch is het waarschijnlijk dat een soort een nestplaats prefereert die de grootste veiligheid biedt aan de nakomelingen en in het geval van de Dwergstem betekent dat dus dat ze neigen zo hoog mogelijk boven het spring vloedniveau te nestelen. Echter, hogerop neemt de aantrekkelijkheid als nestelge- bied voor Visdieven en ook Grote stems toe en ontstaat er in de contactzones een competitie om nestplek. Op grond van de fysieke kracht is het aannemelijk te veron derstellen dat de Dwergstem de concur rentiestrijd verliest van de visdief en deze laatste op zijn beurt weer van de Grote stem en deze onderlinge concurrentie kan er toe hebben bijgedragen dat de Dwerg- sems het laagst (de onveiligste plek) en de Grote sterns het hoogst boven de spring vloedzone nestelen; Visdiefje nemen een tussen positie in. De contactzone waar twee soorten stems nestelen is een bijzonder ontmoetingsge- bied. Binnen een soort zijn zwakke en sterke broeders te onderscheiden. De zwaksten moeten met de minste plekjes genoegen nemen aan de rand van de kolo nie, waar de legsels het kwetsbaarst zijn voor predatie en overspoeling. In de con tactzone van Dwergstem en Visdief zul len de "sterkste" Dwergstems en de "zwakste" VisdieQes slag leveren om de beste plekjes. Naar welke kant de balans doorslaat hangt van verschillende facto ren af. Op de eerste plaats is daar het nummerieke overwicht. Een Visdief die al niet zo sterk in zijn schoenen staat zal, geconfronteerd met een overmaat aan Dwergstems snel geneigd zijn de strijd om een territorium op te geven. Een ander factor die een rol van bete kenis speelt is het habitat. Visdieven nestelen daar boven de springvloedzone waar plantegroei tot ontwikkeling kan komen. Op die plaatsen waar een lage, maar dichte vegetatie tot ontwikkeling is gekomen is de dichtheid aan broedparen het hoogst. Op grond van de geringe nest afstanden hier is het logisch te veronder stellen dat deze Visdiefjes het minst agres sief zijn. Toch is dit niet zo; immers in verhouding tot het aantal Visdiefbroedpa- ren is het aantal optimaal geschikte broed- plekken minimaal. De in hoge dichtheid nestelende Visdieven hebben, als gevolg van hun grotere agressiviteit, de overige Visdiefjes van deze plek weten te verdrij ven. De volgende vraag die zich opdringt is dan: hoe is het mogelijk dat de agres siefste Visdiefjes op de kortste afstand van elkaar nestelen, zonder daarbij in een con tinue ruzie te vervallen. We moeten nu weer even terug naar het habitat. Ik sprak als optimaal habitat van een lage maar ge sloten vegetatie en ik moet hier direct aan toevoegen dat deze vegetatie wel hoog genoeg is om een broedende visdief ge heel in op te laten gaan. Op deze wijze is het mogelijk dat de nestelende Visdieven elkaar niet kunnen zien, waarmee een groot aantal agressieve interacties verval len en het habitat het mogelijk maakt dat de vogels op korte afstand van elkaar tot broeden kunnen komen. Visdiefjes die van deze voorkeursplekken verstoten worden door sterkere soortge noten zijn genoodzaakt een territorium te betrekken op plaatsen zonder of met een ijlere begroeiing. In deze zone komen, behalve de Dwergstems, ook Strandple- vier en Scholekster voor, twee soorten die uitstekend in staat zijn hun territorium vrij van indringers te houden. Dit leidt er toe, dat de minst agressieve Visdieven strijd moeten leveren, behalve met elkaar om een territorium, ook nog eens met andere op deze plek zeer concurrentie krachtige soorten en dit alles hoofdzakelijk als gevolg van het vegetatietype. Het spreekt vanzelf dat naarmate de ontwikkeling in de vegetatie toeneemt, het evenwicht ver schuift in het voordeel van de Visdiefjes. Het logische gevolg is dat de "open grond broeders", Dwergstem en Strandplevier, naar een lager niveau boven de spring vloedzone moeten afdalen. Leidt deze ontwikkeling er toe dat deze soorten zo knel komen te zitten, tussen enerzijds een verhoogde frequentie aan overspoelingen van de nestplaats met als gevolg lang durig geen of weinig nakomelingen en anderzijds de concurrentiekrachtige Vis dieven, dan zullen ze verdwijnen. Als ge volg van de grote milieudynamiek in dit soort gebieden veranderen Dwergstems en Strandplevier nogal eens van broed plaats. Een andere reden waarom de verschillen de stemsoorten elkaar op de broedplaats uit de weg gaan is het verschil in verde digingsstrategie. Dwergstems zijn bijzon der agressief en zijn over het algemeen goed in staat vliegende roofvijanden te verdrijven. Tegenover grondpredatoren staan ze tamelijk machteloos. Als gevolg hiervan zijn de kolonies veelal klein en liggen de territoria meestal ver uit elkaar; hierdoor wordt de opvallendheid van het broedsel bevorderd. Onopvallendheid als verdedigingsstrategie leidt er toe dat een zoekende rat of wezel slechts toevallig een legsel zal vinden. Het spreekt vanzelf dat, indien deze zoogdieren een kolonie tot het laatste nest oprollen, het gebied volstrekt ongeschikt is als broedplaats voor Dwerg sterns. Bezien vanuit de verdedigingsstra tegie van de Dwergstems zullen grote kolonies met een hoge nestdichtheid al leen op die plaatsen voorkomen waar-' landroofdieren en de negatieve effecten 9

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 9