Het jaar 1987 vormt de tiende verjaardag van de beheersvoering door de Stichting het Zeeuwse Landschap en dit is een goede gelegenheid om wat achtergrondin formatie, die bij het beheer een grote rol heeft gespeeld en zal spelen, weer eens naar voren te halen. In de zomer van 1978 kwam de Hooge Platen in beheer. Gezien de broedpogin- gen van verschillende stemsoorten in de jaren daaraan voorafgaand, kon de Bol als een aantrekkelijk broedgebied worden be schouwd. Voor een deel zullen de gunsti ge voedselomstandigheden en de onbe reikbaarheid voor landroofdieren een rol hebben gespeeld. Dit laatste is dan weer te danken aan de geïsoleerde positie van de Bol als gevolg van de omringende getij stromen. Wel heeft dit isolement een keerzijde: een incidentele hoge water stand kan in één klap alle eieren en kuikens van de plaat spoelen. Niet zelden zijn hoge waterstanden de oorzaak dat een broedseizoen volledig mislukt. Toch zul len in de meeste gevallen de stems in het volgende jaar weer present zijn om een nieuwe broedpoging te ondernemen. Hoe zijn de belangen van de op deze risico volle plekken nestelende vogels met deze schijnbare tegenstrijdigheid gediend? Evolutionair bezien is een overspoeling van de broedplaats, inclusief het verlies van nakomelingen, nooit een serieuze bedreiging voor de betreffende soorten ge weest: de soorten waren of uitgestorven of er had een verandering in nestelgedrag en nestplaats opgetreden. We kunnen met recht zeggen dat de sterns een '"short memory" hebben voor hoge desastreuze vloeden; immers een week na een derge lijke watersnoodramp worden op dezelf de plaatsen weer nieuwe nesten aange troffen (of zijn dit andere vogels?). De reactie op landroofdieren en de mens is anders. Rustverstoringen als gevolg van menselijke aktiviteit treden in veel geval len pas in de loop van de zomer op. Als de verontrusting zulke vormen aanneemt dat de kuikens omkomen (een vorm van pre- datie) vertrekken ze direct en zullen ze in het volgende voorjaar, ook als menselijke aktiviteit nog afwezig is, het betreffende gebied niet als broedplaats kiezen (Dow- strand, Sloe). Bij predatie van de legsels door ratten, wezels of egels is hetzelfde van toepassing. Op een dergelijke wijze de nakomelingen verliezen wordt wel als bedreigend voor de instandhouding van de soort ervaren en blijft langer in het geheugen opgeslagen. Behalve dat deze vogels met predatoren en de gevolgen van ongunstige weerge- steldheden hebben af te rekenen kan er ook nog sprake zijn van competitie om nestplaatsen met verwante soorten (sterns meeuwen). Het spreekt vanzelf dat de minst concurrentiekrachtige soorten en individuen met de minst geschikte (risico volle) plekjes genoegen moet nemen. Vergelijken we de meeuwen en de sterns dan valt direct op dat de meeuwen meestal groter zijn en nestelen op plaatsen die veelal nauwelijks bereikbaar zijn voor het water. Dit laatste leidt er toe dat deze broedplaatsen sneller geïnfiltreerd kun nen worden door landroofdieren maar anderzijds zijn meeuwen door hun om vang, grotere agressiviteit en een veel- zijdiger ontwikkeld anti-predatorgedrag beter in staat hun nakomelingen te verde digen. Als gevolg van het feit dat ze groter zijn dan sterns duurt de broedcyclus wat langer en dat kan weer een rol hebben gespeeld bij de voorkeur voor een hoge en droge broedplaats; immers iedere twee weken vindt er een springtij plaats en zijn met de langste broedcyclus lopen het grootste risico dat een verhoogd springtij optreedt en de nakomelingen fataal wordt. Sterns daarentegen hebben een slecht ont wikkeld anti-landpredatorgedrag maar hebben een betrekkelijk korte broedcy clus. Deze eigenschappen maken het voor de sterns aantrekkelijk zich vooral voort te planten in die zone juist boven spring vloedniveau. Maar ook binnen het ge slachtvan de sterns verschilt de lengte van de broedcyclus; bij de Dwergstem ca 40 dagen en bij de Grote stern ongeveer 52 dagen. En hoewel beide stemsoorten op plaatsen nestelen die bereikbaar zijn voor verhoogde hoogwaterstanden is het toch aannemelijk dat de Dwergstem het zich kan "permitteren" iets minder hoog bo ven de getijzone te nestelen dan de grote stem; immers de broedcyclus van de Dwergstem bestrijkt een springvloed min- 8

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1987 | | pagina 8