Zwin wordt verder aangetast. Het gebied tussen het Zwindorp en Retran- chement moet niet verder worden aange tast. Het kleinschalige landschap in de omgeving van de boerderij van Vermue kent nu al een botaniese waarde en is van belang als migratie zone voor boomkikkers. In de rekreatienota wordt gesteld dat men wil aansluiten bij ontwikkelingen die zich aandienen in de aangrenzende gemeentes. In Oostburg is dat de uit bouw van speerpunt Cadzand. Met een beetje goede wil zou je de uitbreiding van de camping de Lange Strink daartoe kunnen rekenen. Een gezamenlijke uit werking van het speerpunt Cadzand met de gemeente Oostburg is overigens een goed voornemen. De voorgestelde uit breiding loopt daarop wel vooruit. De ontwikkelingen aan de andere kant van de grens gaan echter een andere kant op. Zoals in het vorige Duumpje al is opgemerkt heeft de Vlaamse deelregering zich bemoeid met de kwestie van de rekreatieve ontwikkeling van het gebied rond het Zwin. Omdat er een perma nente bedreiging bestond van de aanleg van een golfbaan en een jachthaven in het waardevolle randgebied van het Zwin is de minister gekomen met een onteige ningsbevel. De bedoeling daarvan is de ruime bufferzone rond het Zwin defini tief veilig te stellen en een natuurbeheer te geven. Als de gemeente Sluis bij deze ontwikkelingen wil aansluiten, steunen we haar daarin van harte. Maar dan moet de rekreatienota wel op een aantal punten worden aangepast. In het plan vinden we de aanduiding 'scheidende zóne' terug in de Willem Leopoldpolder en de Oudelandse polder. Hier zou een landschappelijke verster king gerealiseerd moeten worden. Hoe die er uit komt te zien wordt in het midden gelaten. Wat ons betreft kan het landschap ter plekke versterkt worden, maar wel in aansluiting op de bestaande landschapskenmerken, dus in de vorm van knotbomen, meidoornhagen, vee drinkputten en dergelijke. We hebben geen bezwaar tegen het reali seren van een fietspad ten ten zuiden van het Zwinreservaat richting België. Aansluitend bij de kern Retranchement wordt een zomerwoningen complex voorzien. Dit o.a. om de leefbaarheid van het dorp te vergroten. Het is zeer de vraag of hierdoor het voortbestaan van de bakker en de benzinepomphouder wordt veilig gesteld. Naar onze mening is dit een onterecht argument voor de rea lisatie van een zomerwoningencomplex. Landschappelijk gezien en vooral in relatie tot het bijzonder waardevolle wallencomplex is een vakantiedorp hier ongewenst. Kan het nog lelijker? 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1988 | | pagina 9