INDIRECTE STERFTE VERWISSELING KOUD KUNSTJE zaken geen rommel of onhygiënische si tuaties en bedreigen de visstand niet. Kortom, behalve jagen voor het genoe gen, is er geen enkele reden ze te bejagen. Het hebben van houtsnippen, watersnip pen of leuke eendjes in een jachtveld, geeft de jacht extra kleur. Jagers zien de jacht op de 11 als een soort beloning voor 'hun goede diensten' bij het vrijwaren van landbouw en natuur van schade. De ef fectiviteiten en de noodzaak van die goe de diensten staan tegenwoordig in brede kring ter discussie. Dit 'jagersloon' in de vorm van soorten waarop de jacht uitslui tend toegestaan is om het jachtplezier te verhogen, staat in schril contrast met de inspanning van velen de natuur te be schermen. De aanwezigheid in Nederland van wa tersnip, patrijs en slobeend vertoont een dalende tendens. De oorzaak is het veran derde grondgebruik en de verschraling van het biotoop. Natuurberschermers proberen met gerichte maatregelen deze achteruitgang te stoppen. Des te merk waardiger is het dat jagers deze dieren in de herfst mogen doden. Hoewel de jacht niet de directe oorzaak van de achteruit gang vormt, kan het stoppen van de jacht de natuurlijke processen bevorderen en de achteruitgang vertragen. Houtsnip, wintertaling, pijlstaart, krakeend, slob eend, kuifeend en tafeleend behoren tot de schaarse broedvogels van Nederland. Vooral in september, wanneer de jacht net geopend is en onze broedvogels nog niet alle naar zuidelijker streken zijn ver trokken, sneuvelt door jagershand een deel van de kleine, inheemse broedpopu- latie. Later in het seizoen zijn het de trek vogels uit het noorden die worden gescho ten. Extra probleem bij de jacht op trek vogels is, dat de jager niet ziet welke in vloed zijn afschot heeft op de populatie grootte. Anders gezegd: de jager in Ne derland weet niet of hij al te veel pijl staarten heeft geschoten of dat er nog wel een paar bij kunnen. Daarbij komt dat niet alleen in Nederland jagers wonen, maar dat de genoemde soorten in vrijwel elk land waar ze op hun trek komen, worden bejaagd. Wanneer een jager uit een groep tafel eenden één vogel schiet, veijaagt hij ook de overige dieren. Dit vluchten kost extra energie. Het verbruik van meer energie betekent dat ze meer voedsel nodig heb ben. Als ze dit extra voedsel niet kunnen vinden, gaat het extra energiegebruik ten koste van de opbouw van de vetreserves. De conditie vermindert en daarmee ver mindert ook de kans dat de vogel in zijn broedgebied terugkeert. Vogels zullen al- <u a a i-l K a, a,' tijd de voor hen gunstigste plaatsen op zoeken. Het beste voor bijvoorbeeld ta feleend of kuifeend is water met een ruim voedselaanbod en slaapplaatsen met wei nig golfslag en luwte. Door veelvuldig jagen op de favoriete plaatsen zullen de vogels door de verstoring uitwijken naar een plaats met een lagere jachtdruk. Ze zullen genoegen moeten nemen met een plaats van tweede keuze. Immers, was de nieuwe plaats beter dan waren ze er wel direct op afgekomen. Een kwalitatief minder/verblijfplaats gaat ten koste van de conditie. Jacht veroorzaakt niet alleen sterfte door afschot, maar ook een indirecte sterfte door vermindering van de conditie. Deze sterfte ziet de jager niet. Daarnaast speelt op plaatsen waar veelvuldig op water wild wordt gejaagd het probleem van de loodvergiftiging. De bejaagbare watersnip lijkt uiterlijk sterk op poelsnip en bokje, die vanwege hun schaarse voorkomen niet mogen wor den bejaagd. Verwisseling is niet denk beeldig, zodat per ongeluk ook bokjes en poelsnippen worden geschoten. Hetzelf de geldt voor zomertaling en wintertaling. Aan het eind van de Zomer zijn beide soorten in overgangskleed. Hun verenpak ziet er dan nagenoeg hetzelfde uit en het soortenonderscheid is moeilijk. Zeker als je snel moet zijn, zoals de jager, omdat anders de vogel al buiten bereik is. De zomertaling trekt in september uitNeder- land weg, maar omdat de jacht op de wintertaling al op 18 augustus opent, worden zonder dat de jager het beseft ook zomertalingen geschoten. Behalve het genot van de plezieijager is er geen enkele aanleiding de jacht op de 11 vogelsoorten toe te staan. Ze doen nie mand kwaad, bovendien is het strijdig met de natuurbeschermingsprincipes. Merel en kievit mogen toch ook niet worden ge schoten, hoewel die zeer algemeen zijn Een soort hoeft niet eerst zeldzaam te worden of bijna uit te sterven voordat hij voor bescherming in aanmerking komt. Ook de genoemde 11 verdienen deze be scherming. Bescherming van de 11 soor ten is op eenvoudige wijze (zonder wets wijziging) te regelen. Jaarlijks opent de Minister van Landbouw en Visserij de jacht op een aantal diersoorten. Door nu uit het openings- en sluitingsbesluit de namen van de 11 vogelsoorten weg te laten, is de sluiting van de jacht een feit. Een kind kan bij wijze van spreken de was doen. Voor een Minister van Landbouw en Visserij moet het dus een koud kunstje zijn deze dieren de bescherming te geven die ze verdienen en hard nodig hebben. Vogelbescherming heeft de minister van Landbouw en Visserij herhaaldelijk ver zocht de jacht op de 11 in dit artikel ge noemde soorten niet te openen. Nog onlangs gebeurde dit met het oog op de discussies rond de nieuwe Flora- en Fau nawet. Daar het ernaar uitziet dat dit toch te lang gaat duren zijn de grote terrein eigenaren (gemeente en particuliere grootgrondbezitters) verzocht bij de ver pachting van de jacht de 11 soorten in ieder geval uit te sluiten. Deze actie wordt begeleid door een poster die te bestellen is door overmaking van 10,- op postgiro 75775 t.n.v. Vogelbe scherming Zeist o.v.v. '11 soorten-pos- ter'.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1988 | | pagina 11