WAARDERING ZEEUWS VLAANDEREN TOEKOMST EISEN een otter aan zijn omgeving stelt, dan moeten zowel de goede als de slechte wateren met elkaar worden vergeleken. Het is verder ook niet bekend welke oppervlakte otters nodig hebben om te leven. Vandaar dat dit onderzoek zo ruim is opgezet. Alle wateren werden beoordeeld of ze eventueel voor otters geschikt zijn. Daar bij werd gekeken naar de volgende aspek- ten. De struktuur en de begroeiing van de overzone, de verontreiniging van het wa ter, de mate van rust die in een gebied heerst en de ligging ten opzichte van andere wateren. Aan de hand van deze kriteria werden de gebieden in 4 verschil lende kategorieën onderverdeeld van goed, redelijk, matig tot slechte otterge- bieden. Nederland werd voor dit onder zoek onderverdeeld in 36 verschillende deelgebieden met allemaal een min of meer homogeen karakter. Zeeuws Vlaan deren is één van die deelgebieden.- Als de verschillende gebieden in Neder land met elkaar vergeleken worden, dan blijkt dat Nederland nog twee grote ge bieden rijk is waarvan gezegd kan worden dat ze een goede leefwereld vormen voor otters, n.l. het grensgebied tussen Fries land en Overijssel en delen van Noord- en Zuid-Holland/Utrecht, incl. het Haring- vliet/Hollandsdiep. Naast deze twee gro te en redelijk goed met elkaar in verbin ding staande gebieden zijn er nog 4 kleine, meer geïsoleerde gebieden die als goed gekwalificeerd kunnen worden, waaron der Zeeuws Vlaanderen. Onze streek heeft altijd bekend gestaan als een zeer goed ottergebied. Voor de tweede wereldoorlog hebben in alle kre ken otters geleefd. Ook na de oorlog hebben er nog lang behoorlijk veel otters gezeten. Het waren er blijkbaar zoveel, dat er nog 1960 afschotvergunningen werden verleend. Het is bekend dat er nog rond die tijd een otter werd geschoten in de Stierskreek bij Aardenburg. Na deze periode worden de ottermeldin gen in een snel 'tempo minder. Nog tot 1984 zijn er waarnemingen bekend, maar niet allemaal even betrouwbaar. Waarschijnlijk is het netwerk van kreken de reden dat de otter zich in Zeeuws Vlaanderen kon handhaven. De nota noemt als belangrijke oorzaak van de achteruitgang dat de otter hier steeds geisoleerder kwamen te zitten van andere ottergroepen. De otter verdween nage noeg helemaal uit het aangrenzende Vlaamse gebied en ook in de rest van Zuid-West Nederland gingen de aantal len otters sterk achteruit. De verbreding van het kanaal van Temeuzen naar Gent en de uitbouw van industrie en bewoning zorgde voor een sterke scheiding tussen het oostelijk en westelijk deel van Zeeuws Vlaanderen. Verder is er sprake van een toenemende rekreatiedruk van henge laars op veel kreken, waardoor het aantal verstoringsvrije gebieden is afgenomen. Het is onduidelijk of er nog otters voor komen in onze streek, maar als er nog zijn, dan leven ze in een zeer kwetsbare positie. Opmerkelijk is dat de nota de watervervuiling niet noemt als één van de oorzaken van de achteruitgang. Voor het handhaven van de leefwereld van de otter in Zeeuws Vlaanderen wor den een aantal voorstellen gedaan. Van groot belang wordt geacht de band tussen het oostelijk en westelijk deel van Zeeuws Vlaanderen te herstellen. Dit zou kunnen door de nu nog open, onbe bouwde zones langs het kanaal te benut ten tussen Temeuzen en Sluiskil en tus sen Sluiskil en Sas van Gent. Langs het kanaal kunnen maatregelen getroffen worden zodat de dekkingsmogelijkheden verbeteren. De kreken aan weerszijden van het kanaal kunnen met elkaar verbon den worden door verstoringsarme en dek- kingsrijke migratiemogelijkheden. De nota is zeer pessimisties over het her stel van de otterpopulatie in Vlaanderen. Vandaar dat om de isolatie op te heffen het oog vooral gericht wordt op andere goede ottergebieden in Zuid-West Ne derland, zoals het Krammer/Volkerak- Haringvliet/Biesbos. De geschikte leefwereld voor de otter in Zeeuws Vlaanderen is niet zo verschrik kelijk groot. Vandaar dat de verstoring zoveel mogelijk beperkt moeten blijven. Dat betekent beperking of zonering van vissers, kanoërs e.d. In de nota worden door Jan Veen een aantal aanbevelinegn gedaan die zich richten op de toekomst van de otter. Voor een kerngebied, en Zeeuws Vlaanderen wordt door hem als zodanig aangemerkt, moet aan een aantal normen voldoen wil het voor de otter geschikt zijn. Om op de lange duur een geheel op zichzelf voortbe- staande otterpopulatie te herbergen moet het gebied voldoende groot zijn om de otter de kans te geven zich voort te planten. Het voortplantingssukses moet zelfs zo groot zijn dat onregelmatig voor komende grote sterftes of geringe aanwas kan worden opgevangen. Belangrijk is dat de groep groot genoeg is om inteelt te voorkomen. Dat betekent dat in het kem gebied minstens enige tientallen otters aanweizg moeten zijn. Een otter heeft waarschijnlijk minimaal 10 km2 geschikt leefgebied nodig. De belangrijkste voorwaarden voor een kerngebied worden in de nota als volgt omschreven: Het gebied moet rijk zijn aan niet vervuild visrijk water. Binnen het gebied moet voor de otter een netwerk van mogelijk heden aanwezig zijn om zich ongestoord, d.w.z. onder dekking te kunnen verplaat sen. Dit houdt in dat oevers van wateren, met name de brede en wat diepere wate ren, een dekkingrijke struktuur moeten bezitten. Deze delddngrijke struktuur mag niet te veel over grotere lengtes onderbroken zijn. De onderbreking mag niet meer dan hooguit 500-1000 meter bedragen. Als de dekkingszone smal wordt en daar waar er verstoring te ver wachten is is het wenselijk dat de dekking verder breder is en van goede kwaliteit. Dekking dient het hele jaar door aan wezig te zijn. Naast deze infrastruktuur, die het moge lijk moet maken dat otters zich nagenoeg ongestoord door het hele kerngebied kun nen bewegen, bv. om een partner te zoeken, of nieuwe visplaatsen of territo ria, is het noodzakelijk dat er voldoende terreinen in het gebied zijn die als rust-en voedselgebied kunnen dienen. Hoog waardige dekking en geen menselijke ver storing zijn van groot belang. Deze ge bieden moeten tevens aan voldoende diep breed en visrijk water liggen. Hoeveel rustgebieden nodig zijn is niet precies bekend. Gedacht wordt aan minimaal twee tot drie per 10 km2. Binnen die 10 km2 is er minstens 1 gebied nodig waar otters ongestoord hun jongen kunnen krijgen. De voortplanting van de otter is niet seizoen gebonden, vandaar dat de rust een heel jaar door gewaar borgd moet zijn. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1988 | | pagina 13