WAT IS ER MIS MET DE
BRAAKMAN?
AFNAME
KUIFEEND IN
DE BRAAK
MANPOLDER
0
In het rapport 'Vogels van het Braakman-
gebied, deel I Broedvogels' werd melding
gemaakt van een sterke afname van het
aantal broedgevallen van de Kuifeend.
Deze afname heeft zich de laatste jaren
doorgezet. Nagenoeg alle in de Braak
manpolder broedende Kuifeenden trek
ken met hun jongen naar de Spaarbek
kens en verlaten deze pas als de jongen
vliegvlug zijn. In de rest van het gebied
worden hooguit één tot twee broedsels
grootgebracht. Door het aantal vrouwtjes
met jongen te tellen (mannetjes kennen
geen broedzorg), kan men het aantal ge
slaagde broedgevallen vaststellen. Er
zijn echter ook vogels waarvan het broed
sel mislukt. Het precieze aantal broedpa-
ren ligt dan ook altijd hoger dan het aan
tal vastgestelde vrouwtjes met jongen
(van Tol et.al.,1979). De in deze bijdra
ge gebruikte tellingen zijn totalen van
jaarlijks op de Spaarbekkens vastge
stelde vrouwtjes met kleine jongen. Er
zijn twee reeksen gegevens bekend. In de
periode 1967/76 werd jaarlijks geteld
door J. van Impe en vanaf 1983 door
ondergetekende. In de figuur zijn de re
sultaten van deze tellingen weergegeven.
In de Braakmanpolder vond in 1967 het
eerste geslaagde broedgeval plaats. Tot
1976 nam het aantal sterk toe. In dat jaar
werden 49 vrouwtjes met jongen geteld.
In 1983 bleek het aantal geslaagde
broedgevallen gehalveerd. Sindsdien
werden er elk j aar minder vastgesteld dan
in het jaar daarvoor
In Zeeuws Vlaanderen vond in 1964 het
eerste broedgeval plaats. Tot het midden
van de jaren '70 vond er een sterke toena
me plaats. Voor 1974/75 werd het aan
tal broedparen geschat op 60-65
waarvan tweederde in de Braakman
polder. Omstreeks 1980 bedroeg de
populatie 50-55 paar, waarvan ca 40%
in de Braakmanpolder en in 1984/85
80-90 paar waarvan een vierde in de
Braakmanpolder (Buise&Tombeur
1988).
In Nederland vestigde de soort zich op
nieuw in 1904. In de jaren '40 bleef het
aantal broedparen laag. Daarna vond er
een sterke toename plaats. In 1973 be
droeg het aantal broedparen 2000-2500,
in 1977 6000 en in de eerste helft van de
jaren '80 7500-11000 (Cramp&
Simmons 1977, Teixiera 1977, SOVON
1987). In de ons omringende landen
vond een zelfde trend plaats. In alle
geraadpleegde literatuur werd melding
gemaakt van een stijgende trend welke
enkel verstoord werd door verliezen op
gelopen tijdens strenge winters. Alleen
Teixeira maakt melding van lokaal in
Nederland optredende verzadigings
tendens die zich plaatselijk uit in en stabi
lisatie of zelfs teruggang. Afgaande op de
literatuur neemt de Braakmanpolder dus
duidelijk een uitzonderingspositie in. Dit
geldt zowel voor Zeeuws Vlaanderen als
voor de rest van Nederland en de ons
omringende landen. Overigens is een
goede vergelijking niet mogelijk omdat
erg recent vergelijkingsmateriaal
ontbreekt.
De oorzaak van de sterke afname kan
niet gezocht worden in een landschappe
lijke verandering van het gebied. Er
hebben namelijk geen belangrijke
landschappelijke ingrepen plaats
gevonden die een nadelig effekt zouden
kunnen hebben op het aantal broedende
Kuifeenden. Mogelijk dat de afname ver
band houdt met verslechterende milieu
omstandigheden. Door onderzoekers
van TNO is recent namelijk aangetoond
dat door verontreiniging van de onder
waterbodem het voortplatingsvermogen
van de Kuifeend sterk aangetast wordt
(Volkskrant, 5 november 1988). De
vraag blijft dan echter waarom wel in de
Braakmanpolder een afname plaatsvindt
en elders in Zeeuws Vlaanderen niet.
Zouden de omstandigheden in de Braak
manpolder dan zoveel slechter geworden
zijn dan elders? Of is de afname op
andere plaatsen ook reeds begonnen?
Onderzoek naar het aantal broedparen
en niet te vergeten het broedresultaat in
andere delen van Zeeuws Vlaanderen
kan meer licht op de zaak werpen.
Het aantal broedparen kan men
vaststellen door in de periode eind mei,
begin juni het antal paren en solitaire
mannetjes te tellen en het broedresultaat
door vanaf de derde week van juni tot en
met de eerste week van augustus op
plaatsen waar men eerder paren of
solitaire mannetjes heeft waargenomen
te zoeken naar vrouwtjes met jongen.
Extra informatie kan verkregen worden
door bij elk bezoek het aantal jongen per
vrouwtje en de leeftijd van de jongen te
schatten.
H. Castelijns,
Kasteelstraat 25,
4553 BA Philippine.
Buise M A F.L.L. Tombeur 1988. Vogels tussen Zwin en Saeftinghe Avifauna van
Zeeuws Vlaanderen. Stichting Natuur en Rccrealicinformatie. Middelburg.
Castelijns H.. M. Capcllo. J.Poortvliet en M.Janse 1988. Vogels van het
Braakmangcbied Deel I Broedvogels. Natuurbeschermingsvereniging de SteltkluuL
Temcuzcn
Tol. van J., E. Kunlze, B A. Regensburg, C.A.R. Regensburg F. van der Sluis. 1979.
Een vergelijking van methoden voor de bepaling van hel aantal broedparen van de
Kuifeend (Aythya fuligula). Limosa 52. 12-21
1969
T
975
7 7 7
i
1961
Figuur: Aantal op de Spaarbekkens (Braakmanpolder) waargenomen vrouwtjes Kuif
eend met jongen in de perioden 1966-88.
8