MOSSELETERS
EEN
WISSELEND
TONEEL
WIER-
PAKETTEN
Zeepok
Toch herbergen de Lage Landen ook een
deel van deze fauna en flora, op kunst
matige rotskusten: de vele dijken in Zee
land, de havenmuren, staketsels en golf
brekers. Daar nemen een aantal organis
men genoegen mee, als de ondergrond
maar vasthechting toelaat.
Een golfbreker vanop een zekere afstand
bekeken vertoont een schuinverlopende
afwisseling van kleuren. Laat u niet mis
leiden: deze 'schuine' zonatie is in feite
een opeenvolging van horizontale lagen.
Het is de golfbreker die zacht zeewaarts
helt. De opeenvolgende kleuren zijn:
blauwgrijs, van de stenen waaruit de golf
brekers zijn opgebouwd, groen van het
Darmwier, bruin van het Blaaswier en
grauwgrijs van de stenen bezet met Zee
pokken, slib en mosselen.
De gekendste bewoner van golfbrekers bij
ons is ongetwijfeld de Mossel, niet in het
minst om zijn culinaire reputatie. Mossels
hechten zich met hun krachtige byssus-
draden vast op de stenen of op elkaar.
Een voedselkonkurrent van de mens, de
Zeester, kunnen we bij laag water in
beschutte hoekjes aantreffen. Dit dier
houdt er een speciale jachttechniek op na.
Met zijn honderden zuigvoetjes onder
aan de vijf armen, trekt de Zeester aan de
gesloten mossel, tot diens sluitspier het
begeeft. Wie dacht dat de Zeester nu snel
het voedsel naar de mond brengt, heeft het
bij het verkeerde eind. Zeesterren hebben
geen mes en vork nodig: ze brengen hun
uitstulpbare maag in de geopende mossel
schelp, laten de verteringsenzymen hun
gang gaan en slurpen dan het grotendeels
verteerde goedje op.
Andere opvallende dieren op onze golf
brekers zijn nog de Alikruik, die eveneens
een lekker maal oplevert voor wie zich de
moeite getroost, en de Strandkrab, een op
ruimer van dood dierlijk materiaal. In de
achtergebleven plasjes en poeltjes schui
len, in het zachte slijk, de Slibanemoon,
een erg sierlijk 'bloemdier'. Bordeaurode
gelatineklodders in de groeven tussen de
stenen zijn samengetrokken Paardeane-
monen.
In het vorige hebben we de twee biotopen
van de getijzone langs de rechte kustlijn
nader bekeken: het zachte substraat en het
harde substraat. De getijzone is echter
slechts een franje van Neptunus' rijk. Zijn
echte rijk bevindt zich helemaal onder
water. Vergeleken met wat zich daar alle
maal afspeelt, is het spannendste tele
visiefeuilleton maar flauw bier. Maar ook
van dit onderwaterrijk gunt de zee ons
slechts een glimp, net genoeg om nieuws
gierig te blijven. Een deel van de dage
lijkse slachtoffers wordt immers van het
toneel verwijderd en op het strand ge
worpen. Dit gebeurt in principe elke dag
twee keer, bij elke vloed.
Deze vloedmerken kunnen in de tijd een
erg verschillend aspekt vertonen. Zo zul
len er 's winters geen kwallen te vinden
zijn, terwijl er in het zomerhalfjaar soms
ware invasies plaatsgrijpen.
Het meest opvallend in de hoogwaterlijn
zijn de grote bruinwieren. Met uitzonde
ring van de talrijke eencellige wieren die in
het water zweven en die met de verzamel
naam fytoplankton worden aangeduid,
hebben wieren een hard substraat nodig.
Dat vinden ze bij ons dus slechts op de
golfbrekers. Bovendien hebben alle golf
brekers een gelijkwaardige bouw en expo
sitie, wat één van de redenen is van de
geringe variatie in soortensamenstelling.
De wieren die hier aanspoelen komen dan
ook grotendeels van ergens anders, vooral
van het Kanaal waar de rotsachtige kus
ten een weelderige begroeiing herbergen.
Tegen het einde van het groeiseizoen,
wanneer de wieren het zwaarst zijn, is het
minste slechte weer voldoende om grote
pakketten los te slaan. Deze pakken drij
ven enige tijd in zee en komen zo op onze
kust terecht. De opvallendste soorten zijn
Riemwier en Knotswier. Riemwier vormt
een plat thallus (een thallus is een niet in
wortel-stengel-blad ingedeeld planteli-
chaam), af en toe vertakt, van ongeveer
1 cm breed, en tot enkele meters lang.
Aan de basis van de thallus bevindt zich
een paddestoelvormige voet. Hieraan
kunnen weer andere wieren of dieren vast
zitten. Knotswieren hebben in vergelij
king met de vorige soort, een eerder kort
thallus, dat op regelmatige afstanden op
gezwollen is tot dikke luchtblazen. Aan de
gesteelde voortplantingsorganen heeft de
soort zijn naam te danken. Andere bruin-
wieren die regelmatig aangetroffen wor
den zijn Blaaswier, Hauwwier, Gezaagde
Zeeëik, Suikerwier en Vingerwier.
Een andere groep met even fraaie of nog
fraaiere soorten zijn de roodwieren. Deze
zijn veel kleiner van formaat en vormen
dikwijls fijnvertakte tere thalli. Enkele
voorbeelden: Rood horentjeswier, Kam-
wier, Iers mos,
4