PLANT
AARDIGE
WEZENS
ZEEIN SEKTEN
WEKE DIEREN?
Hydroïdpoliepen en mosdiertjes mogen er
dan plantaardig uitzien, ze zijn zo dierlijk
als het maar zijn kan. Ze hebben geen
plantgroen en leven van plankton en rond
dwarrelend afgestorven materiaal. Door
de Westvlaamse vissers worden ze wel
bloars en oars genoemd. Met de eerste
term (is bladeren) wordt één bepaald
mosdiertje bedoeld: het bladachtig hoorn-
wier. Deze bestaat uit twee platte 'cella-
gen', met de basis tegen elkaar. De 'cel
len' zijn eigenlijk komplete individuen van
dit kolonievormend organisme. Oar (is
haar) zijn dan de vele hydroïdpoliepen die
een fijn vertakt, soms veervormig uiterlijk
hebben. Ze luisteren naar schilderachtige
namen als Zeespriet, Gekromde zeebor
stel, Zeedennetjes, Zeecypres... Deze
laatste werd vroeger gebruikt om dames
hoedjes te sieren. En ook vandaag spekt
het de portemonnee van enkele merkan-
tiele geesten. Groengeverfd en met en
kele takjes samengebonden wordt het te
koop aangeboden én verkocht als 'Nep-
tunusplantje'. Het is erg dekoratief, in zijn
plastik potje en gifgroen jasje. Bovendien
behoeft het geen water! Nep-tunusplantje,
een mooi staaltje van de goedgelovigheid
van de konsument.
Mosdiertjes en hydroïdpoliepen vormen
zelf een vestigingsplaats voor weer andere
mosdiertjes en poliepjes, wormen en
schelpjes en met een beetje geluk tref je er
zelfs predatoren op aan: diverse soorten
naaktslakken. Deze dimensie is echter
slechts met een (binoculaire) loupe te
genieten.
Maar laten we verder stappen. Enkele
poten en een schaar: de resten van een
onfortuinlijke krab. Toch kan de soort nog
achterhaald worden. Het is een strand-
krab, de algemeenste van dit tienpotig
volkje. Menige strandbezoeker is verrast
dat ook op dit gebied een grote keuze
bestaat aan maten, kleuren en vormen.
Van onze kust zijn een dertigtal soorten
gekend. Daarnaast zijn er nog die andere
tienpotige schaaldieren, die van menig
zeevruchtenbanket: garnalen en kreeften.
De schaaldieren zou je de insekten van
de zee kunnen noemen. Inderdaad, de in
sekten zelf, waarvan geschat wordt dat ze
3/4 van het totale aantal diersoorten uit
maken, komen in zee niet voor. Hoog
stens dringen enkele soorten in de getij
zone door. Maar door hun enorme vor
menrijkdom en kleurig palet aan levens
stijlen, zijn de schaaldieren, die net als de
insekten geleedpotigen zijn, hun waardige
vervangers. Ze leven in het plankton (bij
voorbeeld roeipootkreeftjes), scharrelen
rond op de zeebodem (bijvoorbeeld gar
nalen), tussen wieren, zakpijpen, anemo
nen en mossels op de rotsen (bijvoor
beeld vlokreeften en pissebedden), zitten
vast op staketsels en golfbrekers (zeepok
ken) en op drijvende voorwerpen (eende
mossels). Ze nestelen zich in de kieuw
holtes van vissen (parasitaire roeipoot
kreeftjes) of andere schaaldieren (parasi
taire pissebedden) of vegeteren in het lijf
van een krab (krabbezakjes). Als je een
bos aangespoelde wieren opneemt, hup
pelen ze in het rond (strandvlooien). Als
je 's zomers gaat zwemmen, bijten ze inje
rug of kruipen in je badpak (agaatpisse
bedden). Als je een slakkehuisje wilt
oprapen, lopen ze er mee weg (heremiet-
kreeften).
In mijn ijver om u te overtuigen van de
rijke veelvormigheid van het leven in zee
en op het strand, zou ik bijna die kategorie
vergeten die er door de meeste lezers
dadelijk mee geassocieerd wordt: de
schelpen. Eigenlijk moeten we spreken
van de 'weekdieren', want dat zijn ze
tenslotte: weke dieren, die omhuld wor
den door een stevige kalkmantel, de
schelp. Schelpen zijn dus slechts het ske
let van deze weekdieren. Ironisch genoeg
is deze groep niet typisch voor het marie
ne milieu, hoewel ze er wel het grootste
aantal soorten telt (landslakken zijn ook
weekdieren, net zoals de Poelslak en de
Zwanemossel),
Bij de weekdieren onderscheidt men vijf
belangrijke groepen. Keverslakken heb
ben een schelp die bestaat uit acht af
zonderlijke plaatjes. Ze komen bij ons in
de getijzone niet (meer) voor. Wie ze wil
zien moet verderop in Zeeland zijn of naar
de Kanaalkusten. De slakken hebben een
buisvormige schelp die meestal spiraal
vormig is opgewonden. De Wulk en de
Alikruik kent u zeker, al was het maar uit
het kookboek. Een greep uit de vele
andere: Wenteltrap, Tepelhoom, Purper
slak, Fuikhoren,... Het zijn rovers, aas
eters of grazers. Tweekleppigen zien er uit
als een Mossel: twee scharnierende klep
pen die het dier omvatten. De meeste
tweekleppigen leven ingegraven, enkele
centimeters diep, inde zeebodem. Via een
speciale sanitaire voorziening, de sifo,
staan ze in kontakt met het oppervlak.
Deze sifo bevat een instroom- en een uit
stroomopening. Het zeewater, beladen
met plankton en detritus, zuigen ze naar
binnen, wordt door de fijne kieuwen, die
ook zuurstof uit het water opnemen, ge
zeefd en verlaat dan weer het weekdier-
lichaam. Het gros van onze schelpen
behoort tot deze groep: Kokkel, de
Strandschelpen, Zaagje, Nonnetje, de
Gapers, de Boormossels, de Platschel-
pen,
Olifantstandjes, licht gebogen en verbre
dende buisjes van enkele cm. lengte, die je
op onze stranden aantreft, zijn waar-