EEN GROOT
KERKHOF
VERSE VIS?
VREEMDE
FIGURANTEN
Golfbrekeranemoon
schijnlijk allemaal van fossiele herkomst.
De laatste groep van de weekdieren zijn
de inktvissen. Van deze zijn vooral de
witte ovale rugplaten van de Zeekat,
gekend als Zeeschuim, opvallend in de
vloedlijn. Inktvissen worden wel eens de
intelligentste ongewervelden genoemd.
Wat dat begrip ook moge inhouden, feit is
dat ze beschikken over een beperkt leer
vermogen. Het zijn zeer gespecialiseerde
jagers die onder de ongewervelden over
het meest geëvolueerde oog beschikken,
erg gelijkend op dat van gewervelden.
Je kunt je de vraag stellen, waar al dat
materiaal uit de vloedlijn vandaan komt.
Het meest voor de hand liggend antwoord
is: vlak vóór de kust. Voor een groot deel
is dit inderdaad het geval. Bij het aange
spoelde materiaal moeten we echter on
derscheid maken tussen drijvende voor
werpen en voorwerpen die de reis naar het
strand rollend over de zeebodem hebben
gemaakt. Deze laatste kategorie legt over
het algemeen de kortste afstanden af. Ze
mag gelden als een afspiegeling van wat er
in onze kustwateren leeft. Voorbeelden
zijn de losgewoelde, nog levende mollus-
ken en wormen. Soms ziet de vloedlijn
er uit als één massagraf, met aantallen van
honderden tot duizenden per strekkende
meter! Een feest voor meeuwen. De soor
tensamenstelling varieert volgens de
plaats, duidelijk wijzend op het lokale
voorkomen van bepaalde populaties.
Mesheften en Zwaardscheden bijvoor
beeld zijn heel gewoon aan de westkust
van België, maar vrij zeldzaam bij ons. Op
bepaalde stranden vinden we geregeld
levende Goudkammetjes in behoorlijke
aantallen. Losgeraakte hydroïdpoliepen
worden ook op de bodem tot de typische
langwerpige kluwens ineengerold.
Een belangrijk aspekt van het aangespoel
de materiaal is de versheid. Hieruit is
ongeveer af te leiden hoelang het organis
me al dood is. Ongeveer, omdat de snel
heid van ontbinden verschilt volgens het
organisme en de omgevingsfaktoren. Zo
is de Gewone dolfijn, waarvan het kada
ver in 1984 in De Panne aanspoelde,
vermoedelijk niet voor onze kust gestor
ven. Hoewel, zeker weten kunnen we dit
niet. Een voorwerp kan gerust enkele
dagen of weken voor onze kust heen en
weer drijven alvorens aan te spoelen. Het
al dan niet aanspoelen van drijvende voor
werpen wordt uitgemaakt in een subtiel
spel tussen overheersende stromingen,
lokale geomorfologie en wind. Kunnen we
dus van rollende organismen vrij zeker de
herkomst aanduiden, van drijvende voor
werpen is dit schier onmogelijk. Toch ko
men we al een heel eind ver met de kennis
van de overheersende stromingen en van
de samenstelling van lokale fauna en
flora, ook van die delen van de zee die ons
omringen. Van een bij ons opgeraapt
roodwiertje, dat alleen van aangespoeld
materiaal gekend is, weten we dat het niet
voorkomt in de Boulonnais en benoorden
het Kanaal. Dan mag je redelijkerwijs
aannemen dat het minstens afkomstig is
van de Normandische of Bretoense kus
ten. Of houdt u van sterkere verhalen? Op
verscheidene Westeuropese stranden,
ook bij ons, zijn tropische zaden gevon
den van bepaalde palmen en lianen uit het
Caraïbische gebied. Aangenomen wordt
dat ze de oceaan hebben overgestoken
met behulp van de Golfstroom.
De samenstelling van de vloedlijn veran
dert niet enkel onder invloed van uitwen
dige faktoren, ook de figuranten zelf wis
selen. Van waar ineens die massale aan
spoeling van Kokkels en Halfgeknotte
strandschelpen op stranden waar we deze
soorten niet gewoon zijn? Waar is Dio
genes pugilator gebleven? Dit zeldzame
Heremietkreeftje was plots, in 1983 én
1984, veel talrijker geworden, maar
sindsdien weer verdwenen. Er zijn de
echte immigranten, zoals de Ameri
kaanse boormossel, het Muiltje, Nieuw-
Zeelandse zeepok, Japanse bessenwier,
Knotszakpijp. En dan hebben we het nog
niet gehad over massale aanspoelingen
zoals van eendemossels, rugschilden van
Zeekatten of, zoals de voorbije zomer,
van Gele haarkwallen.
Guido Rappé
6