VOGELNIEUWS steltlopertellingen langs de Noordzee kust. Enige tijd geleden stelde ik met genoe gen vast dat er opnieuw tellingen gebeu ren van pleisterende vogels langs de Noordzeekust (van Westrienen,1988). Zelf heb ik, samen met Joël Bumyin de periode 1972-1977 een 50-tal steltlo- pertellingen verricht in dit gebied. Dit gebeurde in aansluiting op tellingen langs de belgische kust. Dit onderzoek is uitvoerig gerapporteerd (Becuwe e.a., 1983). Uit dit verslag heb ik de tabel gelicht met de Zeeuwsvlaamse resulta ten. Ze bevat de maxima en de gemid delden per soort en per maand voor de betreffende periode. Deze tabel laat toe een vergelijking te maken tussen vroeger (72-77) en nu (87-88)(tabel in 't Duumpje, 14/1: 12), hoewel we moeten bedenken dat het gaat om gemiddelden van 5 seizoenen versus absolute aantal len van 1 seizoen. Voor een aantal soorten zoals Scholek ster, Drieteenstrandloper, Rosse Grutto en Wulp zijn er nauwelijks verschillen te merken. Voor de Zilverplevier zijn de aantallen hoog en voor de Bontbekple- vier laag te noemen, maar de beide cij fers vallen binnen de fluctuaties die begin zeventig werden waargenomen. Waar zijn echter de Bonte Strandlopers en de Tureluurs gebleven? Opvallende verschillen zijn er bij de echte golf brekersoorten. De Paarse Strandloper lijkt drie keer zo talrijk te zijn geworden en de Steenloper anderhalf keer. Heeft dit te maken met lokale verschuivingen (de golfbrekers van Knokke-Heist zijn bv. door de strandophoging minder aan trekkelijk geworden voor deze soorten) of steunt dit op een werkelijke toename? Het antwoord is dat we het antwoord schuldig moeten blijven. Allereerst en voornamelijk weet ik niet of de vraag te recht is. Want het belangrijkste verschil tussen vroeger en nu schuilt in de metho diek! Hierdoor zijn de cijfers niet zomaar te vergelijken. In de eerste plaats is het trajekt niet hele maal gelijk. Wij (Joel en ik) telden altijd van de westelijke strekdam (inbegrepen) van de veerhaven van Breskens tot de Zwingeul (of omgekeerd). Het deel veerhaven tot en met jachthaven misten wij dus. Een tweede, m.i. belangrijker verschil is de gevolgde teltechniek. Onze tellingen gebeurden altijd door één man, die vanaf ongeveer drie uur voor laagwater het ge hele trajekt liep. Dit is in een halve dag (een vijftal uur) te doen. W at je achter je liet werd definitief genoteerd, wat voor je uit vloog hield je 'tegoed'. Van zodra je een gelijk of groter aantal vogels dan het tegoed passeerde, verviel dit laatste. Had je echter op het einde van de telling nog vogels tegoed, dan werd dit tegoed bij het totaal gevoegd. De redenering was dan dat de vogels ofwel binnendijks waren teruggevlogen (waardoor je ze niet had kunnen waarnemen) ofwel ver der waren gevlogen, afhankelijk van de telrichting naar belgië of verder de Schelde op of over. In alle gevallen had je ze echter waargenomen op het getel de trajekt en moesten ze in rekening wor den gebracht. Simpeler kan niet. In de methode gevolgd door Rob van Westrienen en medewerkers echter kunnen ongemerkte grote fouten slui pen. Het totale trajekt werd namelijk in zes deeltrajekten verdeeld die door ver schillende tellers 'op dezelfde tijd' ge teld werden 'om dubbeltellingen zoveel mogelijk te voorkomen'. Wat hier ver staan werd onder 'dezelfde tijd' werd ook uitgelegd. 'Elk trajekt werd door de teller op een vast tijdstip (ongeveer 3,5 tot 2 uur voor hoogwater) geteld en duur de ongeveer 1,5 uur'. Dit systeem bevor dert m.i. eerder dubbeltellingen (en dub- belmissingen) dan ze te voorkomen. Ie dereen die al een strandtelling uitvoerde, weet dat één wandelaar, al dan niet ver gezeld van een viervoetige huisgenoot, voldoende is om een telling danig te bemoeilijken. Als eenzame teller kun je dit nog redelijk goed opvangen, als groep tellers die van elkaar niet weten niet! (Laat dit meteen een pleidooi zijn om wandelaars en rekreanten allerlei én hun trouwe viervoeters op het strand te ver bieden als vogelaars met 'wetenschap pelijk' werk bezig zijn). Om uit deze impasse te geraken zou ik willen voorstellen opzettelijk dubbeltel lingen te organiseren tijdens het komen de seizoen, zodat de beide methodes experimenteel vergeleken kunnen wor den. Misschien werkt de methode met de deeltrajekten wel beter dan ik me voor stel Tot het tegendeel bewezen is, heb ik er echter geen goed oog in. Ook uit lou ter ekonomies standpunt is de deeltra- jektenmethode niet verantwoord: zes man aan anderhalf uur versus één man gedurende vijf uur. Guido Rappé Kapelstraat 3 B-9890 Ursel, België. Literatuur: Becuwe, M., G.Burggraeve, J.Bumy, P.Lingier, G.Rappé J.van Gompel, 1983. De verspreiding en aantalsver loop van pleisterende waadvogels op de Westvlaamse en Zeeuwsvlaamse Noordzeekust. 1972-1979, Wielewaal, 49: 341-372. Westrienen, R. van, 1988. Vogels langs de Noordzeekust van West Zeeuws Vlaanderen in de winter van 1987- 1988. 't Duumpje, 14/1: 10-12. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1989 | | pagina 13