KONKLUSIES AANBEVELINGEN Bij dit onderzoek bleek dat in het landin- richtingsgebied Aardenburg zes vleer muissoorten een geschikt jachtbiotoop vinden en eveneens zes soorten er een verblijf- en/of kolonieplaats hebben. De mopsvleermuis en de franjestaart, waar van het voorkomen in WZV1 bekend is, werden bij deze inventarisatie niet waar genomen. Vooral de kombinatie van water en be planting blijkt van groot belang voor vleermuizen. Alle aangetroffen soorten en de grootste dichtheid aan dwergvleer muizen werden hier aangetroffen. Wind blijkt aan aanwijsbare invloed te hebben op de jachtplaatskeuze van vleermuizen. Hoogst waarschijnlijk heeft harde wind een negatieve invloed op open water als jachtbiotoop en wor den beplanting en bos dan extra belang rijk. Evenals bij andere inventarisaties blijken lijnvormige elementen zoals houtwallen en hier ook water belangrijk als verbindingsroutes in het landschap. Bovendien blijkt de kwaliteit van de rou te, de mate van beschutting en de foura- geermogelijkheden er langs, een duide lijk waarneembare invloed te hebben op het trekgedrag. Vleermuizen geven waarschijnlijk de voorkeur aan optimale beschutting en een ruim insektenaan- bod langs de route. Van de aangetroffen vleermuizen kun nen de soorten die gebouwen als hun dagverblijf gebruiken, de laatvlieger, de dwerg- en de meervleermuis, in het gebied waarschijnlijk ruim voldoende verblijfplaatsen vinden. De ruige dwerg vleermuis houdt zich overdag schuil in allerlei spleten en kieren zowel in bo men als in huizen. Gezien de vrij regel matig verspreid voorkomen in het gebied lijkt de soort geen problemen te hebben bij het vinden van een verblijfplaats. Zorgwekkender lijkt de situatie voor de boomholte bewoners. In het gebied is al leen op de Elderschans een koncentra- tie van boomkolonies gevonden. Dit kleine oude kasteelpark speelt dan ook een grote rol voor de rosse en de water vleermuis. De rosse vleermuis kan over grote af standen uitzwermen om te gaan jagen, en mede vanuit andere, bij Sluis en in aangrenzend België aanwezige kolonies, kunnen waarschijnlijk alle geschikte jachtplaatsen bereikt worden. Het ont breken van jagende watervleermuizen op voor deze soort ogenschijnlijk opti male lokaties doet vermoeden dat een gemis aan schuilplaatsen of goede trek- routes hier een beperkende rol spelen. Andere soorten die boomholtes gebrui ken als verblijfplaats, zoals de frane- staart en de baard vleermuis, komen waarschijnlijk niet voor in het gebied. Dit kan ook te wijten zijn aan gebrek aan boomholtes. Bij het nemen van maatregelen ten behoeve van vleermuizen is het belang rijk rekening te houden met de hoge leef tijd die veel soorten kunnen bereiken (20 jaar of meer) en de vaak aan tradities gebonden leefwijze van deze dieren. Vooral de voor de lange termijn geno men maatregelen kunnen een positieve invloed hebben op de aanwezige vleer- muizenfauna. Zoals' uit de konklusies naar voren kwam zijn vooral beschut gelegen water en bos, maar ook houtwallen, lanen en open water belangrijke jachtgebieden voor vleermuizen. Bij de herinrichting van het gebied zou de beplanting en de kleine hoeveelheid bos gespaard moeten blijven en bij voorkeur worden uitge breid. Vooral het aanplanten en verbete ren van hagen en houtwallen langs wa terlopen en kanalen zou een belangrijke vooruitgang betekenen voor de foura- geermogelijkheden van waarschijnlijk all in WZV1 voorkomende vleermuis soorten. Met name de Passageule, de 'slagader' van dit gebied, zou hierdoor sterk in betekenis als j achtgebied kunnen toenemen. Nu staan de landbouwgewas sen vrijwel overal tot pal aan de oever, zodat er zelfs geen voetpaadje meer overschiet! De aanwezige houtwallen en lanen zouden als jachtgebied waar schijnlijk meer kunnen betekenen wan neer delen ervan tot windsingel met een dubbele bomenrij en een dichte struik- laag zouden worden uitgebreid. Deze plaatsen zouden dan de funktie van bos kunnen vervullen en ook op winderige nachten als fourageergebied benut kunnen worden. Bomenlanen en houtwallen kunnen be halve als jachtbiotoop ook als trekroute een belangrijke funktie vervullen voor vleermuizen. Het behoud van de lijnvor mige elementen, waarlangs bij deze in ventarisatie trekroutes gevonden zijn is dan ook van groot belang voor de aanwe zige vleermuispopulatie. Op een aantal plaatsen in het gebied is duidelijk gebrek aan goede verbindingsroutes. Langs de waterkanten en kanalen zou beplanting bij voorkeur aan de meest zuidwestelij ke zijde geplaatst moeten worden, dit in verband met de overheersende wind richting. Verder verdient het aanbeve ling diverse struik en boomsoorten te gebruiken, omdat verwacht mag worden dat dit een gevarieerde insektenfauna met zich meebrengt, welke weer voedsel vormt voor de vleermuizen. Zoals reeds gesteld is er voor de ge bouw-bewonende vleermuissoorten in het gebied waarschijnlijk voldoende schuilruimte. De bewoners van die hui zen waar uitvliegende dieren zijn geteld stonden steeds redelijk welwillend te genover deze medegebruikers. Bij even tuele werkzaamheden aan het PTT- gebouw in Oostburg is het gewenst re kening te houden met de in de spouw muur huizende vleermuizen. Waar schijnlijk vonden hier tot nu toe twee- verschillende soorten een schuilruimte. Het is bijzonder jammer dat de kolonie dwergvleermuizen in de Sint Baafskerk in Aardenburg minstens voor de tweede maal door werkzaamheden werd ver stoord. Soortgelijke problemen doen zich in meerdere oude kerken in Neder land voor (o.a. in Veere) en het lijkt me wenselijk in zulke gevallen pogingen te ondernemen de dieren één optimale verblijfplaats te bieden in het gebouw op een plek waar ze minimaal overlast be zorgen. De boombewonende vleermuizen in het gebied lijken geheel te zijn aangewezen op het kasteelpark de Elderschans. Mo gelijk heeft de watervleermuis hierdoor in het gebied een beperkte verspreiding en ontbreken hierdoor andere soorten. Het is dan ook gewenst op meerdere plaatsen, zoals op de Plate, in Oostburg en Sint Kruis bomen de kans te geven een hoge leeftijd te bereiken. Hoopge vend in dit verband zijn de waarnemin gen van rosse vleermuizen in oude popu lieren bij Sluis. Hoewel niet iedere popu- liere kloon zich hier even goed voor zal lenen, moeten met deze boom in relatief korte tijd (minder dan honderd jaar!) "vleermuisreservaten" zijn te vormen. Het ophangen van vleermuiskasten kan verder een voorlopige oplossing bieden. e

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1990 | | pagina 10