NATUURBOS IN
ZEEUWS VLAANDEREN
KULTUURBOS
BEZWAREN TEGEN
NATUURBOS
Stel je eens voor. Het is een mooie dag en je besluit een boswandeling te maken. Bij het bos
aangekomen zetje je fiets bij een knoestige eik en over smalle slingerende paadjes dwaal je het bos in.
In het bos staan veel verschillende boomsoorten door elkaar. Daar weer een oude kolos die door de
storm werd geveld. Op de open plek staan alweer jonge boompjes elkaar te verdringen. Hier en daar
liggen nog oude boomstammen op de grond. Daar groeien de meest vreemde paddestoelen op. Een ree
schiet voor je de struiken in. Er zijn ook stokoude bomen met de meest grillige vormen. In één daarvan
heeft een paartje bos uilen haar nest. Op een meer open stukje groeien allerlei bloemen. Het kontrast
met de daaromheen staande oude bomen is erg sfeervol. Als het donker begint te worden, besluit je
naar huis te gaan. Je hoort nog wat ritselen en er is nog net genoeg licht om te zien dat er een vos
wegrent.
Over een dergelijk bos kunnen we in
Zeews-Vlaanderen slechts fantaseren.
Vrijwel al onze bossen zijn cultuurbos-
sen. De bomen groeien in rijtjes en alle
bomen in een perceel zijn even oud, dik
en hoog en bestaan uit één of enkele
soorten. Die soorten zijn meestal ook
nog uitheems, zoals de naaldhoutsoor
ten of niet-natuurlijke cultuurvariëtei
ten, zoals de euramerikaanse populie
ren. Door brede rechte paden blinken
onze bossen uit in overzichtelijkheid en
veel dood hout wordt netjes opgeruimd.
Nu is het voor de produküe van hout,
wat op zich een belangrijk doel is, wel
handig dat onze bossen er zo uit zien; het
zal echter duidelijk zijn dat de natuur er
niet erg aan haar trekken komt: Denk
alleen maar aan de grote groepen padde
stoelen en insekten die afhankelijk zijn
van stervend of dood hout en die door het
vrijwel ontbreken daarvan in onze bos
sen in Zeeuws-Vlaanderen niet of nau
welijks voorkomen. Ook in Zeeuws-
Vlaanderen kan en moet natuurbos ko
men!!
Vanuit verschillende belangengroepen,
soms zelfs vanuit de natuurbescher
ming, wordt er regelmatig bezwaar ge
maakt tegen plannen tot het vergroten
van het bosareaal in Z. VI.
Belangrijk is dat de bezwaren zich mees
tal niet tegen "natuurbos" richten, maar
tegen bos in het algemeen. Vanuit de na
tuurbescherming gezien kan ik me wel
voorstellen dat men wat huiverig staat
t.o.v. nieuwe bosaanplant. In het ver
leden werden in onze streek n.l. produc-
tiebossen op een weinig elegante wijze
aangelegd, zonder rekening te houden
met de bestaande ecologische waarden
in het betreffende gebied. Tegenwoor
dig zijn er echter prima mogelijkheden
om bosgebiedjes ecologisch gezien goed
in te plannen.
Er wordt veel gesproken over het streek
eigene en open karakter van het land
schap en het belang van weidevogels en
ganzen. Wat betreft het open karakter,
slechts door een continue en zeer inten
sief menselijk ingrijpen werd voorkomen
dat een natuurlijke vegetatie zich kon
ontwikkelen. Z. VI. ontstond op een
onnatuurlijke wijze, door inpoldering.
Dit proces is op zich goed te vergelijken
met een wél natuurlijk proces, transgres
sie en progressie, het relatieve rijzen en
dalen van de zeespiegel in de loop der
eeuwen, en het dientengevolge droog
vallen en weer onderwater lopen van
grote stukken land in Nederland.
Op de drooggevallen gebieden ontstond
vanzelf steeds bos, zodat het grootste
deel van Nederland, in tijden dat de
mens nog niet zo'n grote invloed had op
het landschap, steeds bosachtig is ge
weest.
Door bosaanplant verandert het huidige
landschap, ter plaatse verdwijnt het
"streekeigene karakter". Maar is dit op
zichzelf zo erg?
Het landschap van heel Nederland is
voortdurend veranderd en verandert nog
steeds. Honderd jaar geleden was er b. v.
nauwelijks bos in Nederland en kijk nu
eens b.v. op de Veluwe. Het is wél
belangrijk dat het landschap een herken
baar, streekeigen karakter behoudt,
maar dat betekent niet dat er vanaf 1990
niets meer zou veranderen; dat is name
lijk erg subjectief, waarom is niet de situ
atie van b.v. 1920 Of 1790 maatgevend?
(De meeste mensen vinden dat het land
schap in hun streek het mooist is, zo
hoort te zijn en het best bij de streek past,
als het is zoals het was toen zijzelf jong
waren.) Als men bij de bosaanleg reke
ning houdt met de bestaande landschap
pelijke structuren en de ontstaansge
schiedenis, dan verandert het landschap
wel maar behoudt het een streekeigen
karakter. (Het bos wordt b.v. niet luk
raak in een blok van 200 ha. gelegd maar
vult geheel een bestaand poldertje van
200 ha. of komt juist langs de rand van
een grote polder in een strook van 500 bij
4000 meter).
De potentiële vegetatie van Z.V1., d.w.z.
de vegetatie die hier van nature thuis
hoort, is dus bos (er vanuitgaande dat we
de zeedijken intakt laten.) De ecolo
gische waarden van natuurlijke gebieden
(met een minimale menselijke beïnvloe
ding) zijn bijna per definitie hoger als die
van cultuurgebieden. Slechts enkele ge
bieden met een relatief hoge menselijke
beïnvloeding hebben een grote natuur
waarde, binnen Z.V1. gaat het dan voor
namelijk om weidevogel- en ganzegebie-
den. Juist door deze waarden staat het
behoud van deze gebieden buiten dis
cussie.
Nieuwe bossen moeten uiteraard niet in
dit soort gebieden aangeplant worden.
(Zoals pasgeleden nog een strookje bos