Van bult tot bos Dotters in de polders Na tu urontwi kke- ling in de buffer 4 Meerkoet en uitzonderlijk Wintertalling komen er tot broeden. Op andere plaat sen zijn de oorspronkelijke grachten volledig verland met moerasvegetaties die min of meer op en neer gaan met de wisselende waterstand. Het zijn zoge naamde drijftillen: 'een mens kan er nauwelijks staan en een vis kan er niet zwemmen' is een weinig wetenschappe lijke, maar akurate definitie. Door de grote schommelingen van het waterpeil zijn de rietvegetaties erg soor- tenarm. Tot de 'fine fieur' behoort hier het Gewoon blaasjeskruid. Nu ja, 'ge woon', elders in de kuststreek komt dit 'vleesetende' plantje niet (meer) voor. Helaas komt het in het reservaat nooit tot bloei. In het voorjaar kan het zich vegetatief wel sterk uitbreiden, maar als de zomer aanbreekt is er weinig of geen water meer en brengt het riet zo veel schaduw dat we de fraaie bloempjes moeten missea Andere waterplanten die op de drooggevallen bodem prima overleven, zijn Puntkroos, Kleinkroos en het zeldzame Watervorkje, een lever mosje. Ook de insekten en andere ongewervel- den zijn specifiek aangepast aan het wis selende waterpeil. Je vindt er water organismen die tegen een periode van droogte bestand zijn en landorganismen overwinteren in de randzones of in de pluimen, holle stengels of tussen de bladscheden van het riet Van sommige insekten leven de larven (half) in het water, maar leven de adul- ten tussen de vegetatie. Een bodem- bewonend spinnetje, Allomengea vi dua, heeft er ook iets unieks op gevon den door haar eieren te laten overwinte ren in een zelfgesponnen, waterafsto tende kokon. Naast Rietzanger, Kleine karekiet en Rietgors behoort ook de Waterral tot de jaarlijkse broedvogels. De 'stadswal len' oefenen trouwens ook in de winter een bijzondere aantrekkingskracht uit op deze mysterieuze, gillende moeras vogel. Om de rietvegetaties vitaal te houden en wilgenopslag te verhinderen moet er geregeld gemaaid worden in de winter. Hierbij kunnen we rekenen op de ak- tieve medewerking van Wielewaal Brugge en van de Damse Uilenspiegel vereniging. Terwijl in Friesland de Elf stedentocht wordt gepland, is men hier dan met de schop en zeis aan de slag om een blok riet boven het ijs te verwijde ren. Door landbouwers werd het riet vroeger ook al eens in brand gestoken, maar vanuit natuurbeheersoogpunt is dit af te keuren omdat in het riet massa's ongewervelde dieren overwinteren. Het is ook bijna onmogelijk om kleinschalig te branden, om het volgende voorjaar voldoende overjarig riet te laten voor broedende rietvogels. Niet al het open water is verland met rietvegetaties. Een andere spontane evolutie van spontane suksessie ver loopt via de ontwikkeling van drijftillen met Pluimzegge en Kleine lisdodde. De reusachtige zeggebulten (tot 1 m. dia meter en een halve meter hoog) vormen^ een biotoop op zich. Op deze "eiland jes" vinden onder meer Kale jonker, Valeriaan, Blauw glidkruid en Moeras- walstro een groeiplaats. Na verloop van tijd kiemt ook wel eens Zwarte els, Zachte berk, wilg of Sporkehout in een zeggebult, en wordt de aanzet gegeven tot de ontwikkeling van een moerasbos. Onder het gewicht en de schaduw van he groeiende boompje is de Pluimzegge- bult ondertussen afgestorven. In het vochtige, schaduwrijke mikroklimaat van het moerasbos komen grote partijen Moerasvaren voor. Op één enkele plaats groeit zelfs de zeer zeldzame Kamvaren. Tijdens geleide bezoeken zorgt de Zwarte bes geregeld voor gefronste wenkbrauwen. Inderdaad, deze heester groeit niet uitsluitend in tuinen, maar is in feite een moerasplant Naarmate het moerasbos ouder wordt, moeten de drijftillen een steeds zwaar der gewicht torsen. Tijdens zeer droge zomers kan het dan gebeuren dat de bomen zich vastwortelen in het dieper liggend substraat Wanneer het water peil dan weer stijgt, verzuipt de vegeta tie. De evolutie kan van vooraf aan herbeginnen... Dit proces verklaart de aanwezigheid van de talrijke afgestor ven boomstompen. Maar eens zal de tijd komen dat de drijftillen zo dik geworden zijn dat ze hun drijvend vermogen ver liezen, en dan zegeviert het eindstadium van de verlanding, het moerasbos. Dergelijke spektakulaire verlandings- processen zijn in Vlaanderen op die schaal uitermate zeldzaam en vormen de grote waarde van het gebied In het moerasbos imiteren Spotvogel en Bosrietzanger onophoudelijk de zang van andere vogels. Groepjes Ransuilen komen er graag overwinteren. De pluim- zeggevegetaties zijn op hun beurt een uitgelezen broedplaats voor Waterral, Slobeend en Zomertaling. Beide laatste soorten komen in het door intensieve landbouw steeds verder aftakelende polderlandschap bijna niet meer aan hun trekken. rten klein deel van de oorspronkelijke grachten is geëvolueerd tot een nat maar goed betreedbaar hooiland. Zonder het wellicht te beseffen voerde een land bouwer hier jarenlang een ideaal ver- schralingsbeheer door geregeld te maai en voor de strooiselvoorziening van de schaapsstal. Het hooiland is erg bloem rijk, met massa's Pinksterbloem en Koekoeksbloem. Er groeit ook veel Dotterbloem, die elders in de polders merkwaardig genoeg ontbreekt In een centraal gelegen restantje moerasbos zou vroeger Veenmos zijn waarge nomen. 's Winters komt het hooiland regelmatig onder water en bivakkeren er er soms tientallen Watersnippen. Landbouwaktiviteiten op de oorspron kelijke wallen of hun restanten zorgen voor verstoring en eutrofiëring van het moerasbiotoop. Muskusratten, Grauwe ganzen en Wil de eenden zorgen ook al eens voor schade aan landbouwgewassen. Voor een duurzaam behoud van dit his torisch landschap wil men dan ook in de mate van het mogelijke de aangrenzende percelen in het natuurreservaat als buf- fergebieden opnemen. Uiteraard zijn hiermee ook de kultuurhistorische en landschappelijke waarden gebaat Wat akkerland was zal door extensieve begrazing op termijn worden omge schakeld tot een kleinschalig en struk- tuurrijk graslandschapsysteem met ver spreide struiken en boomopslag. Om het projekt maximale kansen op slagen te

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 6