Discussie 7 figuur 3. dagaktiviteit van de greppelsprinkhaan: aantal sjirpende mannetjes tegen de tijd van de dag. stippellijn geeft de verwachte aktiviteit bij goede omstandigheden dichte rondjes: goed weer open rondjes: harde wind, regen en/of kou 1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12 1 3 14 15 16 17 1 8 19 20 21 22 23 24 Het bermbeheer in West-Zeeuws Vlaanderen bestaat in de regel uit twee- of driemaal per jaar maaien. De maai tijdstippen liggen niet vast, maar wor den bepaald aan de hand van de be schikbare tijd en de mate van verruiging. De greppel wordt niet gemaaid (afwate- ringssloten worden eenmaal per jaar ge schoond) (mond. med. van Geffen (afd. gemeentewerken Breskens)). De andere bermen waar greppelsprink hanen zijn aangetroffen in Zeeland, waren vaak goed vergelijkbaar met deze berm. Soms was de vegetatie echter korter en vaak kruidenrijker. De dagaktiviteit werd bepaald door op verschillende tijdstippen (verdeeld over 8 dagen in augustus) over het fietspad langs de berm te lopen en de sjirpende mannetjes te tellen. In eerste instantie is er naar gestreefd om een idee te krijgen van de aktiviteit bij goede weersomstan digheden. In figuur 3 staan de waarne mingen weergegeven. Het blijkt zo te zijn dat greppelsprinkhanen in tegenstel ling tot bijvoorbeeld Tettigonia viridis- sima. al 's morgens vroeg begint te zingen. Vanaf 8.30 uur beginnen de eerste mannetjes te zingen waarna het aantal snel oploopt Bij goed weer zijn de meeste mannetjes actief in de periode van 9.00 tot 15.00 uur. Daarna neemt de activiteit langszaam af. Vanaf 23.00 uur zingen nog maar enkele indi viduen. Opvallend is daarbij dat in warme nachten er ook nog, weliswaar zeer langzame, greppelsprinkhaan-ge- luiden te horen zija Bij deze gelegen heden werden soms ook mannetjes van Chorthippus parallelus gehoord. Aanvullend werd getracht de invloed van het weer te onderzoeken. De open rondjes in figuur 3 zijn waarnemingen die gedaan zijn bij slechte weersom standigheden (kou, regen en/of harde wind). Zoals verwacht blijken er bij slecht weer duidelijk minder individuen aktief te zijn. Deze resultaten geven natuurlijk maar een heel grof beeld van de invloed van weer op de aktiviteit van de greppelsprinkhaan. Voor een goed inzicht zou er veel systematischer on derzoek verricht moeten worden aan de afzonderlijke faktoren. Tijdens een sprinhanen-inventarisatie in Zeeland werd vastgesteld dat greppel sprinkhanen op zeer veel plekken alge meen voorkomen. Opvallend is dat de soort lijkt te ontbreken op Walcheren. Het is niet duidelijk hoe dit verklaard moet worden. Door de niet al te inten sieve bemonstering zou de soort op Walcheren over het hoofd gezien kun nen zijn. In dat geval is de dichtheid in ieder geval veel lager dan in Zeeuws Vlaanderen. Wat voedsel betreft is de greppelsprink haan niet erg kieskeurig. Hij voedt zich zelfs voornamelijk met allerlei grassen (Ingrisch, 1976). Als zijn voorkomen niet bepaald wordt door verschillen in voedselaanbod, dan zou het mikrokli- maat van het biotoop wellicht een rol kunnen spelen. Echter de biotopen die in Zeeuws Vlaanderen bevolkt worden (bermen en dijken) zijn op Walcheren ook in geruime mate voorhanden. Bij oppervlakkige beschouwing lijken deze niet essentieel te verschillen. Er kunnen natuurlijk toch wel onopvallende ver schillen bestaan in bijvoorbeeld beheer, waardoor het voorkomen van de grep pelsprinkhaan bepaald wordt Een andere faktor, die een rol zou kun nen spelen, is de vormingsgeschiedenis van Zeeland. Nog niet zo lang geleden bestond Zeeland uit een aantal losse ei landen, die pas een paar honderd jaar geleden met elkaar en het vaste land ver bonden zijn. Walcheren was zo'n ei land. Het is voor te stellen dat de grep pelsprinkhaan er (nog) niet in geslaagd is om Walcheren te koloniseren. Tevens kunnen de inundaties tijdens de Tweede Wereldoorlog een rol hebben gespeeld. In 1944 hebben de gealieerden om stra tegische redenen op vier plaatsen de dij ken op Walcheren doorgestoken. Hier door is een groot deel van het eiland voor meer dan een jaar door zeewater over spoeld geweest (De Jong, 1980). Het is goed voor te stellen dat de eieren van de greppelsrpinkhaan niet bestand zijn te gen langdurige onderdompeling in zout water. tijd van do dog Uit figuur 3 blijkt dat de greppelsprink haan-mannetjes tussen 9.00 en 15.00 uur het aktiefst zijn. Bij de gevonden re sultaten zijn enkele opmerkingen te plaatsen. 1. Het tellen van de hoogste aantallen mannetjes leverde soms problemen op, vooral bij hardere wind. Er werd dan waarschijnlijk een te laag aantal geteld. Op het totaal gebied heeft dat waar schijnlijk geen grote invloed gehad. 2. De ligging van de berm en het al dan niet aanwezig zijn van een haag of bo menrij kan lokale verschillen veroorza ken (beschutting, beschaduwing). Ver moedelijk heeft dit eerder invloed op de populatiedichtheid dan op de aktiviteit van de individuele dieren. Dit is echter niet onderzocht. 3. Dit onderzoek werd verricht begin augustus. De dagaktiviteit kan en zal ook waarschijnlijk) verschillen in de loop van het seizoen. R.M.J.C. Kleukers Dit artikel werd overgenomen uit: "Nieuwsbrief Saltabel" nr. 3,(1990) Literatuur. Bellmaan, 1985 .Heuschrecken: beobachten, bestimmen Melsungen:Neumann-Neudamm, 216p. Duijm, M&G Kruseman, 198325e krekels en sprinkhanen in de Benelux. Hoogwoud:KNNV(34), 186 p. Hermens, JT&HJM van Buggenum, (in press). De greppel sprinkhaan in Limburg. Natuurhistorisch Maandblad. Ingrisch, S, 1976. Vergleichende Untersuchungen zum Nahrungsspectrum mitteleuropaischer Laubheuschrecken Entomologische Zeitschrift 86: 217-224. Jong, L.de, 1980. Het konkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog; deel lok. 's Gravenhage: Nijhoff, 53lp. Zeegers, T, 1990. Laat Metrioptera roeselii het gras voor zijn tarsen wegmaaien? Nieuwsbrief Saltabel 3 (1990).

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 9