V VAN NATUURBELEVING NAAR MILIEUBEWEGING In deze derde bijdrage over de opkomst van de natuur- en milieuorganisaties in Nederland, vooral aandacht voor de periode na de Tweede Wereldoorlog. In het eerste artikel is vooral aandacht besteed aan de vraag waarom er juist rond de eeuwwisseling een verhevigde aandacht bestond voor de natuur. In het vorige nummer werd stil gestaan bij het ontstaan van de eerste natuurbeschermingsorgani saties, na verloop van tijd gevolgd door de milieubescherming. Nu dus aandacht voor de tweede groene, of moeten we eerder zeggen: grijze golf. 9 zestiger jaren In het begin van de jaren zestig zien we, dat de natuur volop in de belangstelling komt. Er ontstaan nieuwe organisaties, die een radikalere inhoud hebben. Maar niet alleen de natuur, het hele leef milieu komt in het geding. Er ontstaat een nieuw milieubesef, dat niet alleen door de elite gedragen wordt, maar een massale aanhang krijgt en uitgroeit tot een beweging... Na de Tweede Wereldoorlog vindt in West-Europa een grootscheepse indus trialisering plaats. Dit heeft tot gevolg dat het zwaartepunt van agrarische naar industriële produktie wordt verlegd. Vanaf 1969 treedt er een forse groei op van administratief, technisch, hoger en leidinggevend personeel. Dit is het ge volg van twee strukturele ekonomische veranderingen. Ten eerste de kapitaals- koncentratie en schaalvergroting. Ten tweede door de automatisering en me chanisering, zowel in de industrie als de landbouw. Het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid wordt fors uitgebreid, ondermeer door de uitbouw van het stel sel van sociale voorzieningen. Over de gehele linie ontstaat na de Tweede We reldoorlog dus een vraag naar gekwali ficeerd personeel om deze technische, administratieve en leidinggevende posi ties te bezetten. Een spektakulaire groei van het onderwijs is hiervan het gevolg. Was vroeger het studeren alleen een zaak van de gegoede burgerij, nu komen de studenten uit alle lagen van de be volking. Deze zogenaamde "nieuwe in- tellektuelen" hebben ervoor gezorgd dat overal demokratiserings-bewegingen op gang kwamen. Deze "nieuwe intellektuelen" gingen tot een nieuwe middenklasse horen. Ze hadden geen specifieke klasse-belangen meer, hadden daardoor niets te verlie zen en konden zodoende gemakkelijk ra- dikaliseren. Tot de jaren zestig stond nog alles in het teken van produktie, kwantiteit. De nadruk wordt nu verlegd naar de kwali teit, de mens zelf, het individu, het leef klimaat. Kortom, de kwaliteit van het leven. nieuw milieubesef In het begin van de eeuw ging het vooral om het behoud van waardevolle omge vingselementen en de bestrijding van be paalde vormen van lokale vervuiling. Nu is in feite het gehele leefmilieu in het ge ding. Eindigheid en leefbaarheid zijn sleutelwoorden voor een begrip van het nieuwe milieubesef. Dit besef van ein digheid brengt de grondstoffen- en ener- schaarste als nieuw thema binnen het aktieterrein van de milieuorganisaties. Bovendien richt de milieubeweging zich tegen allerlei processen in de omgeving, die de leefbaarheid aantasten. Onder leefbaarheid wordt niet alleen een scho ne, gezonde omgeving bedoeld. Maar ook kleinschaligheid en aandacht voor het stadsmilieu. Deze verandering in oriëntatie had tot gevolg dat de milieuproblematiek in een breder maatschappelijk kader geplaatst werd. Er kwam een sterke betrokken heid bij politieke vraagstukken, zoals de bewapening en verhouding tussen rijke en arme landen. De interesse ging wat verder dan de beperkte sfeer van natuur bescherming en milieuhygiëne. Ook de nieuwe intellektuelen gingen zich onder de milieu-aktivisten begeven. Naast de biologen zijn dat nu ook de chemici en fysici. Er ontwikkelen zich nu ook buiten de natuurwetenschappen nieuwe milieuspecialismen, zoals mili eurecht en milieuekonomie. Er wordt een interdisciplinaire fakulteit milieu kunde opgericht. Onder de achterban maar ook in de voorhoede treft men naast maatschappij-kritisch geworden natuurliefhebbers, ook milieu bewust geworden maatschappij kritici aan. Het denken over leefbaarheid leidde tot experimenten met nieuwe samenle vingsvormen, die een niet-exploiterende verhouding tot de natuur als uitgangs punt nam, zoals de Kleine Aarde in Boxtel. De nadruk werd gelegd op recycling, alternatieve energiebronnen, gekombi- neerd met utopisch-socialistische ele menten, zoals decentralisatie, autarkie, opheffing van de scheiding stad-platte- land en het doorbreken van de arbeids deling. club van rome Het jaar 1972 is een sleuteljaar geweest in de historische ontwikkeling van het milieudenken. Twee indrukwekkende rapporten worden dat jaar gepubliceerd, die nogal wat teweeg gebracht hebben. "A blueprint of survival", ondertekend door 33 wetenschappers, die adhesie kregen van 200 andere wetenschappers, waaronder 2 Nobelprijswinnaars. Het tweede rapport was "The limits to Growth". Beide stukken kwamen tot de zelfde konklusie: Als de mensheid op dezelfde voet doorgaat als de afgelopen 50 jaar, dan staat binnen een eeuw een wereldkatastrofe en de ekonomische in eenstorting van de geïndustrialiseerde wereld voor de deur. In Nederland vormde "Het rapport van de club van Rome" maandenlang voor paginanieuws en de politiek kon er niet meer omheen. In dit jaar deed het milieu als thema haar intrede in de landspoli- tiek. De eerste partij die dit thema in haar programma had was de P.S.P., onder leiding van Bram van der Lek. Vanaf die tijd manifesteert de overheid een toenemende ontvankelijkheid voor argumenten van natuur- en milieube- schermingsaard. Binnen de natuurbe schermingswereld ontstaan evenwel binnen de korste keren heftige menings verschillen tussen de beschermers van het oude stempel en de nieuwe, nogal

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 11