KORTE BERICHTEN
V
BOEKRECENSIE
16
Broedvogelonderzoek Zeeland
deelgebied Walcheren
Afgelopen voorjaar is het rapport
"Broedvogelonderzoek Zeeland; deel
gebied Walcheren" verschenen. In het
rapport wordt verslag gedaan van een
door de provincie Zeeland uitgevoerd
broedvogelonderzoek op Walcheren in
1983. Het is verheugend dat na zoveel
jaar toch een verslag is verschenen van
dit onderzoek. Het bevat een schat aan
nieuwe gegevens en is aangevuld met
onderzoeksgegevens van Walcherse
vogelaars. Het verslag wordt opgefleurd
met goede tekeningen (Jaco Walhout!)
en verhelderende foto's en figuren.
Nieuw voor Zeeland is de indeling in
broedvogelgemeenschappen d.m.v.
clusteranalyse. Hierdoor wordt, ander
dan bij een opsomming van vele losse
vogelsoorten, een inzichtelijk beeld
gegeven van de broedvogelbevolking
van een gebied en worden kenmerkende
soortenkombinaties gerelateerd aan be
langrijke omgevingsfaktoren. Dit levert
een grotere bruikbaarheid op van de
onderzoeksresultaten voor het beleid
van en in de provincie en voor het beheer
van gebieden.
ook staat er een overzicht in van de (ge
schatte) aantallen broedvogels van
Walcheren in de periode 83-89 en de
trend per soort (voor- ot achteruitgang
of gelijk gebleven). Uit dit overzicht
blijkt dat er een aantal opvallende ver
schillen zijn tussen de broedvogels van
Walcheren en die van West-Zeeuws-
Vlaanderen. De dodaars bijvoorbeeld is
met 20-30 paar vertegenwoordigd op
Walcheren, terwijl ze nauwelijks broedt
in ons landje. Ook soorten als rood-
borst, nachtegaal, gekraagde roodstaart,
staartmees, vlaams gaai en .kauw zijn
aan de overkant veel algemener. Dit zijn
voornamelijk broedvogels van de rela
tief brede duinen. Juist door deze duinen
is er ook plaats voor een aantal broed
vogels die je tevergeefs bij ons zult
zoeken: houtsnip, goudhaan, vuurgoud-
haan, kuifmees, zwarte mees, barmsijs
en goudvink. Soorten als bruine kuiken
dief, patrijs, steenuil, huiszwaluw, zwar
te roodstaart, roodborsttapuit, grote
lijster, bosrietzanger, rietzanger, kleine
karekiet en rietgans zijn er juist veel
minder algemeen. Dit zijn dan ook
veelal vogels van kreken en akkerland,
welke biotopen veel meer voorkomen in
West-Zeeuws-Vlaanderen.
Er zijn echter -naast deze positieve
geluiden- ook een flink aantal kantteke
ningen te maken. Zo zijn er nogal wat
slordigheden, onvolkomenheden, blij
ven er zaken onduidelijk en valt er wat
op de lay out en het rapport zelf aan te
merken.
Om met het laatste te beginnen: de
onderschriften van de foto's zijn te klein,
het onderscheid tussen vet en niet vet
gedrukt in de tabellen is weggevallen en
het rapport valt na eenmaal lezen uit
elkaar.
Onvolkomenheden zitten in de soorts-
kaarten en -teksten, op de kaarten staan
soms hogere aantallen broedvogels ver
meld als er in de aantalschatting in de
tekst zijn terug te vinden. Soms worden
broedvogels van Middelburg wel op de
kaart aangegeven, soms niet Dit is
inkonsekwent. uit de tekst van de groen-
ling zou je kunnen afleiden dat de stad
Middelburg 1700 ha. groot is. Volgens
mij is dat hooguit de helft Bij de gras
pieper staan op de kaart dichtheden van
meer dan 10,5 paar per 100 ha, terwijl in
de tekst het maximum niet boven de 9,5
paren per 100 ha. komt Een dergelijke
fout is ook gemaakt bij de grasmus. Bij
sommige soorten ontbreken om ondui
delijke redenen de soortkaarten.
In bijlage I komen de aantalschattingen
niet altijd overeen met de in de tekst
genoemde aantallen. Bij bijlage II A
staat geen verklarende tekst en de
presentatie vermeld in bijlage III moet
in hele procenten worden weergegeven
'i.p.v. met 2 cijfers achter de komma.
Meer strukturele kritiek richt zich op 1 e
de term karakteristiek voor Walcheren.
Ik denk dat het onjuist is soorten als
goudvink, zwarte mees, zomertaling en
grauwe klauwier als zodanig te bestem
pelen, daarvoor zijn deze soorten te
zeldzaam.
2e De keuze van de besproken soorten
komt op mij willekeurig over, niet alle
talrijke soorten en ook niet alle zeld
zame soorten worden besproken.
Het is erg jammer dat beschikbare in
formatie over deze soorten niet is gepu
bliceerd.
3e Voor de aantalschattingen van bijlag
I wordt geen verantwoording afgelegd.
Onduidelijk is hoe de schrijvers tot deze
getallen zijn gekomen. Dit is onjuist
daar speciaal het extrapoleren van
basisgegevens zeer moeilijk is en vaak
door andere aannames tot veel hogere of
veel lagere getallen kan worden geko
men.
4e Ik mis een samenvatting en algemene
konklussies. Geïnteresseerde vogelaars
zullen het boek van het begin tot het eind
spellen, maar beleidsmakers bekijken de
plaatjes en zoeken de algemene konklu-
sies. Aangezien de algemene konklusies
ontbreken zou het rapport wel eens aan
een van zijn doelstellingen voorbij kun
nen schieten.
Al met al kan gekonkludeerd worden dat
het goed is dat er een verslag ligt van het
provinciale broedvogelonderzoek op
Walcheren. Echter bij een volgende
publikatie zal een aantal zaken (nog)
beter overdacht moeten worden, zal
meer zorg aan de uiteindelijke tekst
moeten worden besteed en mag niet
gespaard worden op de ruimte voor de
soortteksten.
Het rapport is een goede generale
repetitie voor de broedvogelatlas van
Zeeland, welke thans door dezelfde
schrijvers wordt voorbereid.
Broedvogelonderzoek Zeeland: deelge
bied Walcheren" (1991) door G.J.C.
van Zwijlen en J.W. Vergeer. Uitgave
van de Provinciale Planologische
Dienst voor Zeeland, Middelburg.
ISBN 90-71565-08-4.
Rob van Westrienea