de vleermuizen
het naderende einde
hoop voor de
toekomst
7
meeste plaatsen verdwenen en op enkele
pieken waren zelfs hele brokken metsel
werk uit het plafond gevallen. De
gangen en overige ruimten stonden door
diverse grote en kleinere openingen in
verbinding met de buitenwereld. De ge
noemde spleten, scheuren en kieren
vormden voor veel vleermuizen een
geschikte overwinteringsplaats.
Frequentie van de hangposities van mops
vleermuizen in winterverblijfplaats te Sluis in
de periode 1985/'86 tot 1990/'91.
03
13
(Q
ZT
O
O
CQ
O
3
Hanghoogten van mopsvleermuizen in winter
verblijfplaats te Sluis in de periode 1985/''86
tot 1990/'91.
Sinds 1986 is aantekening gemaakt van
de hangpositie en de hanghoogten van
de mopsvleermuizen. Uit bijgaande
figuur wordt duidelijk dat hangpositie 5
(spleet) verreweg favoriet was; hangpo
sitie 4 (hoek) kwam twee keer voor
terwijl één keer een mopsvleermuis vrij
aan de wand hing (hangpositie 3).
De hanghoogte van de mopsvleermui
zen staan eveneens in deze figuur
vermeld Drie maal zat een mopsvleer
muis op of lager dan een hoogte van
150 cm, vier maal ter hoogte van de
bovendorpels van ramen of deuren en
zes maal in of tegen het plafond
(240 cm).
Nadat Schober en Grimmberger(1987)
de aandacht vestigden op het al of niet
ontbreken van het huidflapje aan de
buitenoorrand bij mopsvleermuizen, is
daar bij de mopsvleermuizen uit Sluis,
voor zover dat zonder verstoring moge
lijk was, in het bijzonder op gelet; in
geen van de gevallen werd het huid
flapje vastgesteld.
In dit winterverblijf werden van de
andere voorkomende vleermuizen de
watervleermuis Myotis daubentonii en
grootoorvleermuis Plectotus auritus
frequent waargenomen. Van de baard-
vleermuis kon in een enkel geval de
ondersoort Brandt's vleermuis Myotis
brandtii worden vastgesteld op basis
van kenmerken, beschreven door
Schnober en Grimmberger (1987); van
de overige baardvleermuizen kon niet
met zekerheid worden uitgemaakt of het
ging om de baardvleermuis Myotis
mystacinus dan wel Brandt's vleer
muis.
Bij de voorbereidingen van de winter-
telling 1990/91 hoorde ik van de meu
belfabrikant, de oorspronkelijke eige
naar, dat hij de ruïne had verkocht aan
de graanhandelaar. Die zou de ruïne
slopen en de grond bouwrijp maken. Ik
kreeg toestemming om te inventarise
ren. Na de inventarisatie, waarbij onder
andere drie mopsvleermuizen werden
gevonden, is direct een poging onderno
men om de sloop te stoppen en anders te
leidea
Een van de mopsvleermuizen verbleef
namelijk in een ruimte die weldra onder
het slopersgeweld zou bezwijken. Dit
verzoek om uitstel voor dat wintersei
zoen werd ingewilligd, mogelijk noodge
dwongen door de invallende vorstperio
de. Diezelfde avond informeerde ik
Peter Lina van Natuur, Milieu en
Faunabeheer (NMF), die accoord ging
met het gevolgde beleid. In een later
stadium nam Henk Zandstra, provin
ciaal medewerker van NMF het kontakt
met de nieuwe eigenaar over. Bij het
onderzoek wat hij toen instelde, waarbij
hij ook probeerde de sloop geheel te
voorkomen, trof hij geen (mops)vleer-
muizen meer aan in de kelders van deze
ruïne. Wel vond hij in de kelders vuur-
resten en rook
De vraag doet zich voor hoe de toe
komst er uit ziet voor de mopsvleer
muizen in het westen van Zeeuws-
Vlaanderen. Zijn deze dieren verdwe
nen met het verlies van dit laatste win
terverblijf, en zijn de mopsvleermuizen
daarmee voorgoed verloren voor de Ne
derlandse fauna? De komende jaren zal
pas een definitief antwoord gegeven
kunnen worden. Toch is er wel een
aantal kanttekeningen bij te maken.