7 In Nederland zijn het enkel 65plussers die met weemoed over het natuurschoon van vroeger kunnen praten. Hier tref je diezelfde deernis al bij 25-jarigen, want het tempo van natuurvemieling is gedu rende de laatste decennia niet constant gebleven maar zelfs nog opgevoerd. Nieuw gestichte plaatsjes groeien pijl snel uit tot steden. De op twee na groot ste stad van Parana, in 1947 door kof- fietelers uit de grond gestampt, bevat nu al tweehonderdduizend inwoners. En de op één na grootste stad, die slechts twin tig jaar ouder is, bevat er driehonderd duizend. Waar kort geleden nog oer woud stond vind je nu onafzienbare so- ja-akkers en koffieplantages (koffie al leen waar geen nachtvorst optreedt). Dit is echt een verschrikkelijk gezicht, die onafzienbare monocultures. Mijn vader, een Zeeuwsvlaamse akkerbouwer, plant op een zéér veel kleiner oppervlak elk jaar toch nog zo'n tien gewassen. En op die Nederlandse biologisch-dynamische bedrijven waar ik destijds stage liep, was de variatie nog groter. Het Vlijtig liesje is oorspronkelijk een Afrikaanse plant, maar vind je hier nu overal verwilderd. Hetzelfde geldt voor de Wonderboom. Ook enkele Aziatische planten zijn hier goed ingeburgers, zoals bijv. Hedichium coronarium, van de gemberfamilie, met zeer krachtig en aangenaam geurende witte bloemen. Verder tref je hier in weg bermen, ruderale terreinen en akkers ook erg veel van oorsprong Europese planten, waarvan een deel wellicht met gras- of landbouwzaden is meegekomen. Om slechts enkele van de algemeenste te noemen: Adelaarsvaren, Ridderzuring, Krulzuring, Gewone spurrie, Vogel muur, Tuinwolfsmelk, Aardaker, Ge wone rolklaver, Hopklaver, Witte kla ver, Rood guichelheil, Knopherik, Ge vlekte scheerling, Zwarte nachtschade, Grote ereprijs, Harig knopkruid, Echte kamille, Speerdistel, Paardebloem, Ge wone melkdistel, Straatgras en Italiaans raaigras. Maar in het algemeen heeft de planten wereld hier natuurlijk een heel ander aspect dan in Zeeuwsch-Vlaanderen. Je ziet hier palmen, bamboes, boomvarens en in de bomen krioelt het van de epifieten: orchideeën, bromelia's, pe- perachtigen, begonia's, aronskelkachti- gen, Rhipsalis (een cactus) en nog vele andere. De indrukwekkendste epifiet vind ik het Spaans mos Tillandsia us- neoides), een miniatuur bromelia die door de zeer gereduceerde blaadjes en de afhangende, draadvormige stengels herinnert aan jullie baardmos (Usnea). Een zeer opvallende boom, zowel in het regenwoud van het kustgebergte als in de restinga, is Cecropia met zijn enorme, handvormige bladeren, rechte stam en steltwortels. Meer naar het noorden en westen wordt dit een belangrijke voed- selboom voor de drietenige luiaard (wel ke niet in Parana voorkomt). De be kende ornitholoog Alexander Skutch heeft een artikel aan deze boom gewijd met de titel "The most hospital tree". Om j ullie een ideetje te geven van de ont zagwekkende plantenrijkdom van (sub)- tropische gebieden hier een cijfer: van de buurstaat Santa Catarina (3x de af meting van Nederland) zijn maar liefst 713 natieve boomsoorten bekend! Deze behoren tot héél andere groepen dan bij jullie: het soortenrijkst is de mirtefami lie (190 soorten), gevolgd door de vlin derbloemigen en de laurierfamilie. (Ook in Australië is de mirtefamilie de boom- soortenrijkste groep (Eucalyptus). Daarentegen hebben we in Brazilië slechts één natieve wilgesoort, terwijl Zeeuwsch-Vlaanderen er negen heeft. De enige Nederlandse houtige plante- soort die hier in het wild voorkomt is de gaspeldoorn, maar die is vermoedelijk toch wel geïntroduceerd. Overigens, nu ik toch getallen noem, bij Manaus, in het hart van het Amazone gebied, zijn op slechts één hectare niet minder dan 235 soorten houtige planten gevonden. Wat kruidachtigen betreft fascineert mij nogal de Balanophoraceae, een familie 8 8* I to «3; TO 1 Enkele grillige, bemoste bomen in het 'wolkenbos' obligate parasieten, die alleen wortels aantasten. Hiervan ben ik in de wouden al vier soorten tegengekomen. Deze planten herinneren wat aan zwammen en werden daar tot in de vorige eeuw ook algemeen voor aangezien. Niet iedereen zal weten, dat een deel van de kolibries trekvogels zijn. Verder behoren tot trekvogels ook alle 7 zwa luwsoorten die in het reservaat zijn waargenomen. Eén daarvan zie je hier weliswaar het hele jaar door, maar ook deze trekt; in de winter worden de noor delijke populaties namelijk vervangen

Tijdschriftenbank Zeeland

't Duumpje | 1991 | | pagina 9