3) liet feit dat van ongeveer de derde
week van april de eksterjongen uitko
men en derhalve de eiwitbehoefte
stijgt.
Maar naast oorzaken heeeft vogelge
drag ook functies - dat wordt in de dis
cussie wel eens over het hoofd gezien.
De functie van vroege nestpredatie is
dat de gedupeerde vogels gedwongen
worden een tweede broedpoging te
ondernemen, op een moment dat het
broedseizoen daarvoor nog de tijd
biedt. Uit tal van waarnemingen blijkt
dat vogels leren van ongunstige erva
ringen. Aangenomen mag dan ook
worden dat het tweede nest op een vei
liger plaats zal worden aangebracht.
Zodoende worden onvoorzichtige
Houtduiven, Merels, Zanglijsters,
Staartmezen, Waterhoentjes, Vinken,
Kneutjes en Geelgorzen (om enkele
veelgeplaagde soorten te noemen)
door de Ekster 'geholpen' om beter
beveiligde nesten te bouwen. In 1979
schreef Jaap Taapken 'De Ekster zorgt
ervoor dat andere vogelsoorten hun
nesten goed moeten verbergen en
daardoor beschermd houden.
Individuen die hun nest open en bloot
bouwen zijn gedegenereerd omdat ze
onder bescherming van de mens voort
kunnen blijven leven. De Eksters
selecteren deze vogels zodat alleen de
individuen die hun nesten goed ver
stopt bouwen, een kans hebben om
hun geslacht te doen voortbestaan.
Mogelijk houden zowel de Ekster als
de Vlaamse Gaai de degeneratie aar
dig in toom.' 8)
De vergelijking met de Lepelaar en de
Vos dringt zich op: overal ter wereld
broedt de Lepelaar in bomen -behalve
in Nederland, waar hij niets te vrezen
had van grondpredatoren. Tot voor
enkele jaren. Toen drong de Vos door
tot in West-Nederland, en wist de
kolonies in het Zwanewater en het
Naardermeer te bereiken. De Vossen
hieven hier een zware tol, met als
gevolg dat de Lepelaars uitweken naar
vochtiger plekken en uiteindelijke hun
heenkomen zochten op Texel en in de
Oostvaardersplassen. Ook dat is wat ik
zoeven bedoelde met verrrassende ont
wikkelingen in de natuur: de gedachte
dat Lepelaars tot het einde der tijden
grondnesten in het Zwanewater zullen
kunnen blijven maken, getuigt van een
combinatie van conservatisme en naï
veteit die men bij doorgewinterde
natuurbeheerders niet voor mogelijk
houdt. En toch zijn er die het aloude
geweer ter hand nemen en proberen al
schietend de klok terug te zeggen.
Wederzijdse aanpassing
Ook in onze tuinen, parken en overal
elders waar de Ekster zich recentelijk
heeft gevestigd, zal niet alles bij het
oude kunnen blijven. Merels die nu in
hun argeloosheid achter iedere bezem
een nest maken, aangemoedigd door
mensen die hun tuin voor een paradijs
houden, komen van een koude kermis
thuis en beginnen in de gaten te krij
gen dat ze er beter aan doen (net als de
wilde bosmerels die zij eens waren)
hun nest met overleg en list aan te
brengen op een plaats waar zij veilig
zijn voor belagers. Ik verwacht dan
ook dat binnen afzienbare tijd de
Merels, Duiven, Vinken en Mezen hun
oorspronkelijke behendigheid terug
zullen hebben gevonden en met
Eksters zullen weten te leven.
Het lijkt me heel boeiend om dit pro
ces van wederzijdse aanpassing te
bestuderen. Vogelliefhebbers die hier
aardigheid in hebben, zouden systema
tisch waarnemingen kunnen doen naar
het gedrag van Eksters en andere
zangvogels. Met name de interactie
tussen beide 'partijen' dient
beschreven te worden: hoe reage
ren vogels op de nabijheid van
Eksters? Reageren ze 's winters
anders dan in het voorjaar En hoe
is hun gedrag als ze eieren of jon
gen hebben? Ga beslist niet op
zoek naar nesten, want Eksters zijn
heel goed in staat tot spoorzoeken
(volgens mij is dit trouwens de
reden waarom zoveel nesten in tui
nen gepredeerd worden) Ook is het
heel belangrijk te beschikken over
cijfferreeksen van broedparen
(Eksters en andere zangvogels)
over een periode van tien jaar of
langer. Voor vogelwachten of indi
viduele vogelaars met vasthou
dendheid is hier veel werk aan de
winkel. Met name voor tuinen en
plantsoenen ontbreken zulke reek
sen, terwijl uit dit milieu juist veel
klachten van goedwillende vogel
liefhebbers opklinken.
De ecologie van onze achtertuinen is
voor het natuurbehoud in Nederland
minstens zo belangrijk als die van de
Wadden.
Dr. H.P. Gallacher.
Akkerdistel 18.
7422 MA Deventer.
Dit artikel werd met goedkeuring van
de redactie overgenomen uit het tijd
schrift 'het Vogeljaar' jaargang 37 (3)
1989.
NOTEN.
1 )Thijsse,J.P. 1942); Hel Vogeljaar
Laren, blz. 44
2)Ibid, blz. 13
3)Kluyver, H.N. (1951): The popula
tion Ecology of the Great Tit,
Parusm.major L. Ardea 39 1-135.
4)Fisher, J. (1949): Natural History of
the Kite. London, blz. 4
5)Crul, R. W. van Kraay (1978):
Onderzoek naar de rol van de ekster
bij het leeghalen van vogelnesten in
het natuurreservaat De Geul op
Texel. RIN Arnhem, blz. 33.
6)Ibid, blz. 33.
7)Vercauteren, P. (1984): Onderzoek
naar predatie bij vrijstaande nesten.
De Giervalk 74: 327 - 360
8)Taapken, J. 1979): 19 Ekster. Vo
gelkalender 1980, Bennekom
12