Het verhogen van de
natuurwaarden in en om
de boomgaard:
staart,die in halfhoge begroeiing op de
grond broedt. Door bemesting en daar
door het wegvallen van veel planten
die insecten trekken verdwijnen ook
veel insectenetende vogels. Typische
jagende vogels bij weilanden zijn de
zwaluw, de grauwe vliegenvanger en
uilen.
- Ruigten
Ruigten zijn plaatsen waar overjarige
kruiden en grassen groeien en waar
niet gegraasd of gemaaid wordt. Ze
bevinden zich meestal in overhoekjes,
onder heggen, aan sloottaluds en bij
omheiningen. Hier kunnen veel plan
ten tot bloei en zaadvorming komen.
Doordat er weinig ingegrepen wordt
geldt de ruigte door zijn veiligheid en
rust als een belangrijke schuilplaats en
voedselbron voor kikkers, padden,
salamanders, muizen, insecten, spin
nen en vogels. Vooral daar waar kaar-
debol, speer- en akkerdistel groeien
ziet men er vanaf de nazomer de kneu,
groenling en putter of distelvink afko
men op de zaden. Typische ruigtebroe
ders zijn de gras- en boompieper.
- Knotbomen
Knotwilgen, -populieren en -essen
stonden vroeger op bijna alle dijken en
bij alle boerderijen. Ze verschaften
geriefhout (o.a. stelen voor gereed
schap en weidepalen) en stookhout.
Deze noodzaak (zelfvoorziening) is
verdwenen waardoor veel knotbomen
in verval raakten en vervolgens ver
dwenen en met hen de nestgelegen
heid van veel vogels en kleine zoog
dieren, als wezel en vleermuizen. In
afgeplatte knotten - de knot is zeer
breed geworden doordat alleen de bui
tenste takken doorzetten - komen rans
uil. wilde eend, waterhoentje en de
torenvalk graag broeden. Ze leggen de
eieren vaak kaal op de bodem, die
bedekt is met vermolmd hout. In. door
regenwater weggerotte, holle bomen
legt de kauw graag zijn eieren. Vooral
in de wat oudere exemplaren, waarvan
de knot al vermolmd hout bevat, kun
nen velerlei planten - door vogels of
wind verspreid - opschieten zoals
vlier, hondsroos, meidoorn, kamper
foelie, bitterzoet, kruisbessen, fluite-
kruid, srassen en varens.
- Veedrinkputten
Vroeger waren ze in bijna elk weiland
en op elke boerderij te vinden.
Tegenwoordig zijn ze door de aanleg
van waterleiding en het scheuren van
vele weilanden in aantal sterk terugge
lopen. Gestimuleerd door subsidies en
een uitermate droge zomer (1990) zijn
veel nieuwe putten gegraven en oude
verlande weer uitgemodderd, o.a. dooi
de Stichting Landschapsverzorging
Zeeland. De veedrinkput is een
belangrijk biotoop voor veel vogels en
dieren, die er komen drinken en er hun
voedsel vinden. De zwaluw vindt er
modder voor nestbouw, de amfibieën
komen er zich voortplanten en hij is
het leefmilieu van vele kleine water
diertjes (kevers, larven, poel- en
hoornslakken, schaatsenrijders, etc.),
vissen (vooral stekelbaarsjes) en
oever-, moeras- en waterplanten, die
op hun beurt weer insecten aantrek
ken. Een boeiend mini-kringloop-
gebeuren.
- Bebouwing
Ook bebouwing heeft zijn natuurwaar
den. Zo broeden boerenzwaluw, kerk
uil en zwarte roodstaart alleen in schu
ren en open bebouwing, de huiszwa
luw onder dakgoten en overhangingen.
Vleermuizen vinden er een slaapplaats
in scheuren, gaten en spouwruimtes.
Vooral op oude muren, dakpannen en
golfplaten treffen we allerlei plantjes,
mossen en korstmossen aan.
Beschermconslructie mei behoud van begra-
Koeien
paarden
ezels
Uil het voorafgaande mag blijken dat
de natuurwaarden van de boomgaard
het grootst zijn als hij zoveel mogelijk
van de bovenbeschreven elementen
bevat. Naast de snoei (goed voor een
artikel in een volgend Duumpje) zijn
een aantal andere beheersmaatregelen
van groot belang.
- Snoeiafval:
Bij het snoeien van fruitbomen en
windsingels en het knotten van bomen
ontstaat een hoop afval. Het meeste
hout kan als stook- en aanmaakhout
gebruikt worden. Afvalhout kan op
een open plek verbrand of nog beter in
een verloren hoek verzameld worden
en dient dan als schuilplaats voor
insecten, kleine vogels, kleine zoog
dieren en amfibieën (o.a. winterko
ninkje, egel, muizen, kikker, salaman
der, pad). Verteerd hout verrijkt de
grond waar brandnetels graag groeien,
die op hun beurt de belangrijkste
waardplanten zijn voor veel van onze
dagvlinders. Ook mossen en padde
stoelen zullen het rottend hout in bezit
nemen.
- Stambeschenning:
Vooral jonge aanplant, maar ook vol
wassen bomen, dienen beschermd te
worden tegen vraat en schuren van het
vee, zelfs tegen ganzen. Een boom,
waarvan de bast rondom beschadigd
is, zal het loodje leggen. Bij beweiding
door grazers dient ook de kroon
beschermd te worden.
- Ruigten:
Deze zijn vooral voor amfibieën, klei
ne zoogdieren, insecten en vogels van
belang. Een ideale plek is een strook
vóór een heg of windsingel: een breed
te van een halve tot één meter is al
voldoende. Eenmaal in de 2 a 3 jaar
kan men gedeeltes van de ruigte maai
en. Nooit alles ineens omdat dan alle
schuil- en overwinteringsplaatsen in
één klap wegvallen. Zorg ervoor bij
het plaatsen van de afrastering dat het
vee die 50 a 100 cm niet kan besrazen.
4